Aantekeningen |
- Uit GroeneveldContact, nummer 39, december 2001:
Een crimineel als voorouder?
Bij het speuren naar de gegevens van mijn stamboom was me al opgevallen, dat een van mijn directe voorouders, Willem Groeneveld (1792-1836), bij de aangifte van het overlijden van een van zijn kinderen vermeld werd als "gedetineerde te Den Bosch". Dat intrigeerde me toen wel, maar veel meer heb ik daar tot voor kort niet mee gedaan. Onlangs heb ik dit echter in de Rechterlijke Archieven eens nagepluisd en daarbij kwam ik tot een schokkende ontdekking. Wat bleek?
Willem was in 1812 op 20 jarige leeftijd getrouwd met Hanna van Dijk en in de eerste jaren van het huwelijk werden er drie kinderen geboren, waarvan er een echter al erg jong overleed. Begin 1818 hadden Willem en Hanna dan ook nog twee kinderen en Hanna was al weer in verwachting van de volgende. Vermoedelijk heeft het gezin het niet erg breed gehad en mogelijk daardoor werd Willem ertoe gedreven in de nacht van 4 op 5 februari 1818 met Arij van der Made en Arnoldus van Dorst aardappelen te ontvreemden van het land van Jan Hollemans enkele kippen en een kalkoen te stelen van Pieter Jacobus-se Maris.
Op 23 juni 1818 werden de drie voorgeleid aan de rechter en deze veroordeelde Willem en Arnoldus tot zeven jaren arbeid in een tuchthuis. Arij werd tot "slechts" vijfjaren veroordeeld. De straffen waren extra zwaar omdat de misdrijven door meer dan een persoon waren begaan, omdat het 's nachts gebeurde en omdat er zelfs braak voor nodig was om kippen en kalkoen te ontvreemden. Naast de tuchthuisstraf werden de drie ook veroordeeld tot een half uur "te pronkstelling", d.w.z. ze werden op de markt van Den Bosch aan de schandpaal tentoongesteld met op hun borst een papier waarop hun misdaad was beschreven. Dat gebeurde op 4 juli 1818; of er ook rotte tomaten vanuit het publiek zijn gegooid wordt niet vermeld.
Gelukkig hoeft Willem niet de volle zeven jaren uit te zitten. Hij krijgt al in 1820 een jaar kwijtgescholden, mogelijk vanwege goed gedrag en dit herhaalt zich een jaar later nogmaals. Uiteindelijk komt hij nog eenjaar eerder, op 18 juni 1822, vrij omdat bij KB van 23 mei 1822 algemene amnestie wordt verleend bij de geboorte van een prinsje.
Tijdens het verblijf van Willem in het tuchthuis sterven alle drie kinderen, dus ook het kind, waarvan Hanna begin 1818 in verwachting was.
Het moeten erg moeilijke tijden zijn geweest voor Hanna, maar opvallend is wel, dat er nog een kind werd geboren, terwijl Willem al ruim drie jaar in het tuchthuis verbleef. Het lijkt niet zo waarschijnlijk, dat in die jaren een gevangene zijn echtgenote op bezoek mocht ontvangen en van invriezen had men toen in dit verband ongetwijfeld ook nog niet gehoord. Is dat kind dus wel van Willem of is het toch van de melkboer? Hoe dan ook, kennelijk heeft Willem zijn leven daarna wel gebeterd. Mogelijk heeft hij geleerd om hard te werken of om zich oppassend te gedragen, waardoor hij beter werk kreeg, maar een feit is, dat de kinderen die zijn geboren na Willem's vrijlating allemaal volwassen worden, trouwen en kinderen krijgen. Zijn nakomelingen, waaronder ondergetekende, mogen hem daar wel extra dankbaar voor zijn, want alle nu levende telgen van stam D tak Floris zijn nakomelingen van deze latere kinderen.
Misschien mogen we dus concluderen, dat misdaad en straf voor Willem en zijn toenmalige gezin geen onverdeeld genoegen zullen zijn geweest, maar misschien wel de oorzaak zijn, dat er toch een bloeiend nageslacht is ontstaan.
Chris Groeneveld, Spaubeek
|