Aantekeningen |
- Scheve schaats
Een van de schakels in de familieketen is Maria ("Mie") Kooreman (1762-1836). Zij was van beroep "spinster". Opmerkelijk is dat Mie Kooreman de familienaam doorgaf in de vrouwelijke lijn. Zij kreeg namelijk vier kinderen, maar - zoals werd aangetekend in haar overlijdensakte - getrouwd is ze nooit geweest. Haar twee kinderen, waarvan Francijntje en Wijnand overleefden, kregen dan ook de achternaam van hun moeder, "Kooreman".
Bij drie van de vier kinderen wordt in het doopregister wel een vader vermeld, maar dat was telkens een ander. Uit die registraties blijkt verder dat Maria een duidelijke voorkeur had voor militairen: twee van de drie partners oefenden dat beroep uit. Zo werd als vader van Francijntje, geboren in 1789, genoemd "Willem Acronius, soldaat onder [kapitein?] Monster", terwijl de vader van Antonius, die een jaar eerder werd geboren, Wessel Hendriks IJsen was, "corporaal van het Regiment van Weldere". Eind 1793 beviel Maria van een zogenoemde "natuurlijke" [= onechte, onwettige] dochter Helena, waarbij als vader werd vermeld Jan Sang. Deze Jan was mogelijk familie van Maria, want ook Maria's moeder droeg de achternaam Sang. Het vierde en laatste kind van Maria werd geboren in 1799: Wijnand. Bij hem staat geen vadersnaam vermeld.
Maria had haar "promiscuïteit" niet van een vreemde. Toen haar vader, de soldaat Antonie Kooreman, een paar jaar na zijn huwelijk in 1761 met Maria Sang gelegerd werd in Utrecht - zijn vrouw was kennelijk achtergebleven in Amersfoort - moet hij in Utrecht een affaire hebben gekregen met een zekere Helena Piepers. Daaruit werd in 1764 een zoon geboren, Leendert. Nu ja, na Bernhard en Alexia en Alicia weten we dat dat militairen in de hoogste kringen kan overkomen.
De boreling werd naar behoren in Utrecht rooms-katholiek gedoopt en ontving de achternaam van zijn vader, "Kooreman". Antonie's echtgenote Maria Sang zal niet echt blij zijn geweest met de scheve schaats van haar man, maar Leendert schijnt daarna toch gewoon te zijn opgevoed in het gezin van zijn vader in Amersfoort. Wel werd, toen Leendert in 1836 op 71-jarige leeftijd overleed in Amersfoort, in zijn overlijdensakte de naam van zijn moeder discreet opengelaten.
De situatie rond de Amersfoortse Maria's Kooreman in de tweede helft van de achttiende eeuw is verwarrend. Er schijnen er rond 1775 vier te zijn geweest:
1. De Maria van dit lemma, geboren in 1762 als dochter van Antonie; burgerlijke-standgegevens uit de 19e eeuw bevestigen dat zij de ongehuwde moeder was van Francina en Wijnand. Zij zal ook de ongehuwde moeder zijn van Antonius en Helena: doopgetuige bij beide kinderen (en ook bij Francina) was Maria's moeder Maria Sang.
2. Een Maria die in 1788 trouwde met Arnoldus Meeuwes. Blijkens de civiele huwelijksregistratie heette haar vader Wijnand. Zij zal de Maria zijn die in 1772 werd geboren als dochter van Wijnandus Koreman en Antje Jans Market. Zij zou dus al heel jong zijn getrouwd, op 16-jarige leeftijd - maar dat is niet onwaarschijnlijk; misschien was het een reactie op haar ouders, die pas trouwden toen ze al lang en breed twee dochters hadden.
3. Maria Coremans, overleden op 19-5-1781, begraven vanuit de parochie Kromme Elleboog.
4. Maria Koreman, overluidrechten betaald (wat in het algemeen betekent: begraven) op 26-10-1789.
De eerste twee Maria's leefden beiden nog in 1797: in dat jaar beviel Maria (2) van een dochter, terwijl Maria (1) pas in 1836 zou overlijden. Er blijven dan nog twee Maria's over die in de jaren 1780 overleden [EK 28 blz. 240]:
Een van de twee laatste Maria's kan de Maria zijn die in 1689 werd geboren als dochter van Jan Kooreman. Zij trouwde in 1718 en kreeg tussen 1719 en 1733 vijf kinderen. Als ze in 1781 of 1789 is overleden, is ze erg oud geworden: respectievelijk 91 of bijna 100 jaar. Er blijft dan één Maria over waarvan de bijbehorende doop in de archieven ontbreekt.
Er is echter een elegante alternatieve oplossing. Het valt op dat de betaaldatum bij Maria (4) vrijwel precies samenvalt met de honderdste geboortedag van de Maria die op 8-11-1689 was gedoopt, en dat de datum in 1789 niet uit een register van begravingen komt, maar uit een register van het "overluiden" van de doden. Zou het kunnen zijn dat het "overluiden voor de doden" waarvoor in 1789 werd betaald, bedoeld was als herdenkingsplechtigheid voor de acht jaar eerder overleden Maria? Maria (3) en Maria (4) zouden dan dus dezelfde zijn geweest!
Een van deze vier (of drie) Maria's Koreman was in 1771 doopgetuige bij de doop van Maria Kok, dochter van Elisabeth Kooreman, een tante van Maria (1). Welke Maria Koreman dit was, is niet zeker. Maria (1) was toen pas negen jaar oud, wat rijkelijk jong lijkt om als doopgetuige op te treden, omdat het doopgetuigeschap volwassen verantwoordelijkheden impliceerde. Misschien is in dit geval Maria Sang-Kooreman bedoeld, echtgenote van Antonie Kooreman, die ook bij de volgende twee kinderen van Elisabeth Kok-Kooreman optrad als doopgetuige. Dat het Maria (3) of (4) was (degene die was geboren in 1689), is minder waarschijnlijk, omdat die stamde uit een andere familie Kooreman.
|