Aantekeningen |
- Bij de foto:
Jan Nicolaas Coljee en zijn vrouw Jacoba Dullemond voor hun nieuwe gemaal aan de Haarrijn. Op de achtergrond de boerderij van Van der Horst aan de Maarssenbroeksedijk.
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 13, nr. 2, 1998:
Jan Nicolaas Coljee (geb. 12.6.1907): "Er stond een klein molenaarshuisje tegenover de molen. Het was lang niet zo groot als dat bij de Kortrijkse molen en veel lager. De lange Frank Zuiddam moest bukken als hij met zijn textielkoffer binnenkwam. Wij jongens sliepen niet in dat huisje, maar in de drie bedsteden in de molen. Het was wel veel lawaai als er gemalen werd. Vader deed dan de bedsteedeuren dicht met een wervel, maar door het trillen gingen ze open. Als de vang werd aangetrokken, schudde je bijna je bed uit. Naast de molen had vader een schuur met zeven of acht
koeien en ook was er een schuur aan de overkant van de Broekdijk.
Als het veel regende moest vader soms dagen en nachten achter elkaar malen. Ik hielp hem wel, maar als hij dan na drie dagen uitgeput was en even naar bed ging, kwamen de boeren hem weer wakker kloppen omdat de molen stilstond. A s je bij oostenwind moest malen, schudde de molen erg. J e moest natuurlijk buiten de hekken blijven om geen klap van de wieken te krijgen. Een van de windhonden van slager Olie kreeg eens zó'n harde klap, dat hij de lucht in ging en op het erf van Kees van Stam weer op de grond kwam. Dat was ruim honderd meter zuidelijker aan de westkant van de Broekdijk, waar later H. Benedictus woonde en nu de directeur van Hotel Breukelen.
De molenaar ving paling met een fuik aan een houten raam achter het scheprad en na
1927 achter de machine. Als een paling door de machine ging, hoorde je een tik en kwam het beest met een gebroken rug in de fuik. Vishandelaar Griffioen had die liever niet, omdat hij ze niet kon roken, maar we verkochten die dan in het dorp. Daar kwam je het snelst over het Korenpad, nu Willink van Collenstraat. Dat was toen nog een pad met twee klaphekken, dat door het land van Van der Grift van de molen naar de Straatweg liep. Mijn jongste broer Willem Meindert werkte eerst bij Van der Grift en werd later bakker in Breukelen. Mijn zuster Matje Mazina hielp ook vaak op de boerderij, tot ze met de gemeentetuinman G.J. Ruizendaal trouwde."
In 1927 werd de molen afgebroken en vervangen door een elektrisch gemaal. Na het overlijden van zijn vader trouwde Jan Nicolaas op 29.9.1932 te Loenersloot met Jacoba Dullemond en ging op het gemaal aan de Broekdijk wonen. Zijn moeder (Afbeelding 6) woonde in het molenaarshuisje tegenover het gemaal, tot het voor de kanaalverbreding moest wijken. J a n woonde tot 1947 met zijn gezin op het gemaal. Hij verdiende daar ƒ 1 per dag en moest dus bijverdienen om zijn gezin te onderhouden. Hij was boerenknecht en opperman, werkte voor de oorlog als melkontvanger op de melkfabriek en na de oorlog op de verzinkerij van Bammens in Maarssen. In de oorlog zaten zijn vrouw en kinderen vaak in de kelder van het gemaal aan de Broekdijk vanwege de beschietingen en bombardementen op het kanaal en het station. Op een zondag waren die zo hevig, dat de familie naar de boerderij van Ruth van Stam vluchtte, die wat zuidelijker aan de Broekdijk bij het bos van Nijenrode woonde. Na de oorlog heeft Jan Coljee 1000 uur moeten malen om de polder weer droog te krijgen. Dat zou, boven zijn jaarsalaris van ƒ 365, extra beloond worden met ƒ 1 per uur, maar dat werd gehalveerd.
Omdat het oude gemaal moest wijken voor een kanaalverbreding, kwam er in 1947 een nieuw gemaal aan de Haarrijn achterin Otterspoorbroek (Afbeelding 7). Het oude gemaal is nu een woonhuis en staat met zijn rode puntdak pal naast de hoge brug. Het nieuwe gemaal stond op een ongunstige plek: te hoog en wel 1400 meter van de Vecht. Bovendien waren de pompen zwak. De polder was na de kanaalverbreding wel kleiner geworden, nog maar 250 hectare, maar werd samengevoegd met het poldertje Hoge- en Neermaten, dat voorbij de Oliphant lag. Volgens Coljee was het een lastig
poldertje met een krenterig bestuur. Het schoonhouden van de Haarrijn gaf extra inkomen, maar leverde wegens het geringe uurloon niet veel op. In 1972, toen Jan Coljee 65 jaar werd, is hij door het polderbestuur ontslagen en werd hem de huur opgezegd. Op het gemaal kwam een zoon van een hoofdingeland te wonen en Coljee verhuisde naar een bejaardenwoning aan het Bisschopswater.
|