Aantekeningen |
- Zie ook bij Frans Herman Osterloh en Aaltje Rosbeek over hoe Albertus Maseland enkele panden verwierf aan (de Rijnzijde van) de Raadhuisstraat en daar door Ellering en Linneman een manufacturenzaak liet runnen.
Uit De Viersprong nr. 97 (artikel van G.P. van Muijen):
De opvolger van Ellering en Linnemann in de manufacturenwin-kel van Maseland werd Johannes Stephanus Matthijs Cornelis Breukel. Hij was op 23 maart 1856 te Oud-Avereest (Overijssel) geboren en stierf op 22 mei 1924 te Alphen aan den Rijn. Hij vestigde zich op 14 mei 1887 in Aarlanderveen, komende uit Gouda, met zijn echtgenote Catharina Hendrika van Geffen. Zij was op 9 januari 1854 te Boxtel (Noord-Brabant) geboren en overleed te Alphen op 10 april 1928. Ze hadden negen kinderen; de oudste drie waren geboren in Gouda en de volgende zes in Aarlanderveen. Twee van hen zouden later de zaak van hun vader voortzetten: Stephanus Josephus Hendrikus. geboren in Gouda in 1883. en Adrianus Josephus Aloysius. geboren te Aarlanderveen in 1892.
Op 31 augustus 1883 was aan Johannes Breukel door de gemeente Gouda en de provincie Zuid-Holland voor 1883/1884 een patent als koopman afgegeven. Dat wijst op een naadloze opvolging van zijn voorgangers in Aarlanderveen. Na zijn overlijden in 1924 zou worden vermeld dat Johannes de zaak van Maseland veertig jaar had geleid, dus vanaf 1884. We vinden derhalve een verschil van drie jaar met zijn jaar van vestiging in Aarlanderveen; wellicht heeft Breukel drie jaar tussen Gouda en Aarlanderveen v.v. gependeld.
Johannes kreeg, net als zijn voorgangers, een bepaalde vrijheid van handelen. In 1889 verkocht hij aan Abraham Pieter Zaalberg, burgemeester / gemeentesecretaris, een perceel grond. Hij was daartoe gemachtigd door Johan George Wehry, wonende in Valkenburg bij Maastricht, Albertus Wehry, wonende te Parijs, en August Coenraad Grasveld te Utrecht; deze heren vertegenwoordigden toen tezamen de firma Maseland in manufacturen te Utrecht. Kennelijk mocht Grasveld, na het uittreden of overlijden van Albertus Maseland, 'de kar trekken'. Ik vermoed dat de firma Maseland onder haar nieuwe directie besloot om de onroerende goederen die zij niet van node had, te verkopen, waarvoor zij Breukel machtigde.
Uit die jaren is een voor Breukel belangrijk geschrift bewaard gebleven, namelijk de overeenkomst tussen de firma A. Maseland en J.S.M.C. Breukel. Een samenvatting van de belangrijkste afspraken volgt hieronder:
'Het lijkt nuttig een overeenkomst te maken ten aanzien van de rechten en plichten voor de komende twee jaar, ingaande l januari 1895 tot 31 december 1896 en stilzwijgend jaar op jaar doorlopende. De overeenkomst eindigt met het overlijden van Breukel.
Breukel ontvangt per jaar een vast salaris van 1.500 gulden, betaalbaar in driemaandelijkse termijnen van 375 gulden; en verder 33% van de jaarlijkse netto winst van het filiaal met een gegarandeerd minimum van 500 gulden per jaar. Het gezin Breukel heeft vrij wonen, water en licht. .
Voor voeding van het gezin Breukel en van het personeel van het magazijn en de winkel zal een vaste som van 1.100 gulden per jaar worden uitbetaald.
De inkopen zullen uitsluitend bij de firma Maseland te Utrecht worden gedaan, tenzij zij aldaar niet voorradig zijn. Zij kunnen dan met toestemming van de firma elders worden besteld.
Het getal der bedienden mag door Breukel noch vermeerderd noch verminderd worden zonder schriftelijke toestemming van de firma te Utrecht. Breukel mag wel zo nodig, personeel ontslaan en vervangen. Getekend te Parijs en Aarlan-derveen, december 1895.'
Het in 1852 gekochte en in 1868 in opdracht van Maseland afgebroken woonhuis/logement, Sectie C 46, werd in 1911 voor winkeluitbreiding herbebouwd. Om het nieuwe gedeelte bij de bestaande winkel te voegen, moest de overdekte doorgang naar de Rijn vervallen. Met de eigenaar van het naastgelegen pand (nr. 279), W.C. van de Ree, werd daarom een overeenkomst van overpad gesloten om de bestaande woning en de voorgenomen nieuwbouw tussen de winkel en de Rijn te kunnen bereiken. Deze nieuwbouw bestond uit een bijkeuken en een schuur, waartussen een afsluitbare toegang tot het achtererf werd gemaakt. Ook de toegang tot de woning werd naar de poort verplaatst.
Het ontwerp van de uitbreiding van de winkel, waarin twee nogal brede etalageramen werden geplaatst, met daarboven een open gemetselde borstwering, was van de hand van architect P. Breukel te Velseroord. De keuze voor deze architect zou erop kunnen duiden dat Breukel sr. zich aan het begin van de twintigste eeuw had losgemaakt van de firma A. Maseland. Ook kan Breukel hebben gedacht: 'Ik heb hier een niet onaanzienlijk inkomen, maar de hoofdvestiging van de firma maakt met mijn filiaal nog winst; dat kan ik ook zelf verdienen.'
De oudste zoon, S.J.H. Breukel, manufacturier, trouwde de te Breda geboren Berdina Johanna Hooijdonk, die op 28 juli 1914 te Alphen overleed. Wellicht kwam hij na zijn trouwen als vennoot bij zijn vader in dienst. Hij voerde hoofdzakelijk de administratie van de zaak. Op 8 mei 1916 hertrouwde hij met de op 15 november 1888 geboren Philomina Catharina van Tetering. Zij woonden eerst in de Hoorn te Alphen en vanaf 1918 in de Prins Hendrikstraat op nr. 45. Dit pand was in het bezit van Breukel sr. die daartoe per 30 juni 1918 de huur had opgezegd aan de toenmalige bewoner van het huis, de gemeentearchitect van de gemeente Alphen aan den Rijn, Jacob van Lokhorst. Breukel sr. overleed op 22 mei 1924, 68 jaar oud. Hierdoor verloren Aarlanderveen en Alphen een markant persoon, die zich ruimhartig inzette voor zijn bedrijf, zakelijke collega's, de Rooms-Katholieke kerk en de plaatselijke samenleving.
Het bedrijf werd voortgezet door twee van zijn zonen. S.J.H. Breukel, die dus al aan de zaak verbonden was. en A.J.A. Breukel die ook een ventvergunning bezat. De laatste was gehuwd met de op 27 juni 1896 te Alphen geboren Hendrika Schavenmaker. Het echtpaar was op 10 april 1924 in Aarlanderveen komen wonen, afkomstig uit Barneveld. Zij namen hun intrek in het woonhuis (Raadhuisstraat nr. 281) achter de winkel (nr. 283), mede om hun (schoon)vader in diens laatste levensdagen bij te staan.
Per advertentie in 'De Rijnbode' van 16 oktober 1924 lieten de broers weten dat zij de zaak van wijlen om hun vader hadden overgenomen en onder dezelfde naam, 'Firma A. Maseland'. zouden voortzetten. De weduwe Breukel-van Geffen en haar zoon A.J.A. Breukel met zijn gezin bleven in de woning achter de winkel wonen.
Een probleem waar weinigen weet van hadden, kwam in 1943 boven water. De achter de winkel staande woning was na een eeuw ernstig in verval geraakt. Een verzoek tot herstel en enige uitbreiding werd door de gemeente Alphen aan den Rijn afgewezen, wegens het niet voldoen aan enkele onbetekenende voorwaarden. De Breukels lieten het er niet bij zitten en schakelden de bekende Alphense aannemer H. Oudenes in, die soms wat meer voor elkaar kreeg dan een ander. Dat resulteerde op 24 juli 1943 in een schrijven van Oudenes en Breukel aan de gemeente, waaruit ik het volgende citeer: 'Sinds lange tijd verkeert de woongelegenheid in een toestand van herstelling, verbetering en verruiming, mede door de uitbreiding van het gezin Breukel noodzakelijk gemaakt. De tijdsomstandigheden waren oorzaak dat de plannen tot vernieuwing telkens werden uitgesteld. Bij een onlangs ondernomen poging tot een voorlopig herstel bleek dat balken, muren en kozijnen in een stadium verkeerden, dat zelfs een tijdelijke voorziening onmogelijk is. Het gezin, bestaande uit twaalf personen, houdt op dit ogenblik verblijf in een deel van de winkelruimte, maar kan daar, ook al in verband met het komende jaargetijde, niet langer blijven bij gebrek aan een stookplaats en sanitaire gelegenheid.'
Op 9 augustus 1943 reageerde burgemeester RA. Colijn dat het college van B&W geen bezwaar had tegen het verlenen van deze vrijstelling en derhalve had besloten om aan Maseland voornoemd de gevraagde vrijstelling te verlenen. De kapverdieping en de onderliggende verdieping werden verwijderd en vervangen door twee bouwlagen onder een plat bitumen-dak, met op elke verdieping drie grote en een kleine slaapkamer. Uiteraard werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bij de sloop beschikbaar gekomen materialen. De geraamde kosten waren 1.945 gulden. Dergelijke bedragen werden vaak te laag opgegeven in verband met de te betalen precariokosten.
Inmiddels waren de broers Breukel lid geworden van de Coöperatieve Inkoopvereniging van manufacturiers, St. Homobonus G.A., gevestigd te Rotterdam. Deze rooms-katholieke organisatie groeide landelijk uit tot ongeveer vijfhonderd winkeliers, die door het centrale orgaan volledig werden toegerust om de concurrentiestrijd met de grootwinkelbedrijven aan te gaan. De hongerwinter van 1944/1945 kondigde zich aan. De plaatselijke afdeling van St. Homobonus, onder leiding van de gebroeders Breukel, sloeg de handen ineen om voedsel aan te kopen voor de medewerkers van de moederorganisatie in Rotterdam.
Direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog vatten de Breukels de moed weer op met: 'Nu de vrede is in 't land, Is nog de leuze Maseland: Beter, maar niet duurder.' In 1949 werd de zaak niettemin opgeheven en de opstallen nrs. 281-283 werden verkocht aan Vroom & Dreesmann. A.J.A. Breukel verliet het pand in de Raadhuisstraat en ging wonen in de Jongkindt Coninckstraat nr. 60. S.J.H. Breukel woonde al elders; hij overleed op 8 september 1956 in het St. Joseph-pension, op de leeftijd van 73 jaar. A.J.A. Breukel stierf op 20 mei 1958. oud 65 jaar. Zijn inzet voor het bedrijf, de gemeenschap en de kerk overtroffen die van zijn vader.
|