Aantekeningen |
- Bij de foto:
Het schip van Paulus Rijfers, nadat het in 1959 inmiddels de Blauwschuit heette.
Uit: De Schuttevaer, dd. 29-07-2006
De Erfenis
Deel 257
Deze serie belicht wekelijks een representante van het Nederlandse varende erfgoed. We gebruiken daarbij het register voor varende monumenten als leidraad. Dus we schrijven over schepen, die als monument zijn erkend of waarvan de eigenaar pogingen
daartoe doet. Wie geïnteresseerd is om mee te doen aan deze serie, kan dat kenbaar maken aan de redactie via tel.: 0570-665525 of email schuttevaer@wknassau.nl
Blauwschuit niet voor bange mensen
Schoorsteenbranden, een vliegwiel dat bij het aanslingeren ‘de arm op wel zeven plaatsen kan breken’, eigenaar Koos van Essen van de Blauwschuit heeft het allemaal meegemaakt. ‘De Blauwschuit is duidelijk geen schip voor bange mensen. Je moet ermee
leren varen, werken en leven. Maar met een beetje liefde en doorzettingsvermogen is deze prachtige klipper een schip uit duizenden.’
In 1904 bouwde Scheepswerf Dageraad in Woubrugge voor kolenhandelaar Snijders in Alkmaar de rivierklipper Elisabeth. Toen hij de eerste keer met haar de sluis bij Woerdensew Verlaat invoer, konden de deuren niet dicht. Ze was tien centimeter te lang. Snijders haalde tien centimeter van de kop, een ingreep die nog steeds zichtbaar is.
In 1917 verkocht Snijders de Elisabeth aan schipper Van Heeringen uit Wilnis. Deze gaf haar de naam De Jonge Hendrik en stelde Paulus Rijfers uit Woerden aan als knecht. In 1923 nam Rijfers het schip over. Als eerbetoon aan zijn echtgenote noemde hij haar Geertruida. Snijders vervoerde stenen, zand en grind naar Den Haag en Leiden en bracht vanuit die steden vuilnis mee terug. Hij stopte in 1955 met varen en bleef nog tot 1959 met zijn vrouw aan boord wonen. Het schip lag aan de Heerengracht in Leiden.
In 1959 verkocht hij de klipper aan beeldend kunstenaar Kees Buurman uit Leiden, die haar de Blauwschuit noemde. Hij woonde en werkte aan boord. Om het ruim als atelier te kunnen gebruiken, verhoogde hij de den met dertig centimeter.
Vijf jaar later werd kunsthistoricus Robin Adèr eigenaar. Hij kreeg met het schip ook de ligplaats aan de Romburgerweg in Leiden. In 1969 kochten Koos van Essen en I.J. Stades het schip en in 1973 kreeg Van Essen het volle eigendom.
Strepen genoeg
Toen hij het schip kocht, was hij verrast over de goede staat. ‘Op de helling bij Boot in Leiderdorp zag ik in 1969, dat buiten de kimmen geen enkel stuk vlak onder water was gedubbeld. Pas in 1973 moest ik vlakbij de schroef het eerste stukje zetten. Er zat een klein gaatje op de plaats waar een roestige schroef boven had gelegen. In 2003 heb ik het vlak onder de machinekamer van extra plaat voorzien. Niet omdat het te dun was, het was drie tot vier streep dik, maar omdat het aan de bovenzijde door lekkende dieselolie wat was ingekankerd. Onlangs wees een meting uit dat het schip, ooit gebouwd van acht streep staal, vrijwel overal nog
vijf tot zeven streep is.’
Krachtsport
De klipper was oorspronkelijk een zeil schip. ‘Firma Den Heeten in Leiden heeft in 1932 een eencilinder Deutz Oberürsel van 24 pk ingebouwd. Dat was een uitermate sterke motor. Ik heb ermee gevaren tot 2003. Niet dat de motor het niet meer aan kon, het was meer dat ík de motor niet meer aan kon. Ik ging in die periode steeds langere tochten maken. De motor verbrandde echter zo vuil, dat ik na drie weken varen de zuiger moest trekken. Met het schoonmaken van de cilinderwand en het er uithalen van alle veren was ik vier dagen bezig. Daarbij kwam nog eens dat je elke keer zo’n tachtig kilo moet tillen. Uiteindelijk heb ik die strijd opgegeven en de Deutz vervangen door een Iveco van 120 pk. De Deutz is door een liefhebber die bij Iveco werkte gereviseerd
en geschilderd en ligt weer in een andertraditioneel schip.’
Uitlaatbrand
Nu spreekt Van Essen met liefde over zijn oude motor, maar dat is wel eens anders geweest. ‘De eerste tijd was sprake van
een haat-liefdeverhouding. Als hij liep, waren er zelden problemen, maar het starten verliep ronduit moeizaam.’ Ook de relatie met de uitlaat was niet optimaal. ‘In de Maasvallei bij Dinant kreeg ik zelfs met een heuse uitlaatbrand te maken. Een vulkaan van roet en vlammen steeg op uit de uitlaat. Een kenner, die gelukkig aan boord was, adviseerde me het rustig te laten uitbranden en langzaam door te varen. Zo gezegd, zo gedaan. De enige schade bleek achteraf te bestaan aan de uitlaat. Die was roodgloeiend geweest en moest worden geschilderd. Zo’n brandende uitlaat heb ik nog een keer of vijf gehad. De oorzaak was steeds een te hoge afzetting van roet en vet in de uitlaat. Het kan geen kwaad, maar je moet geen wit zeiljacht naast je hebben liggen.’
Vliegwielles
In 1975 leerde Van Essen de oude schipper Paulus Rijfers kennen. ‘Op zijn advies heb ik de mast twee meter naar achteren geplaatst om haar beter te laten zeilen. Dat bleek een succes. Aanvankelijk was hij een beetje sceptisch, maar ik wist hem te
overtuigen van mijn goede wil. Dus leerde hij me hoe ik de Deutz-gloeikop moest starten en het vliegwiel moest aanslingeren.
Voor dat vliegwiel had ik een heilig ontzag, om niet te zeggen dat ik doodsbang was voor dat ding. Ik had wel eens gehoord dat
iemand daarbij zijn arm op zeven plaatsen had gebroken en dwars door de machinekamer was geslingerd. Rijfers leerde me het
voor- en achteruitlopen van de motor, het “ballen” (voor- en achteruitlopen tegelijk) en hoe ik hem zonder herstart vooruit kon
laten lopen.
‘Het lukte me Rijfers ervan te overtuigen dat zijn schip bij mij in goede handen was. Moeilijker was het hem te overtuigen van
mijn vaarkwaliteiten. Dat lukte pas toen ik een jaar later op weg naar Frankrijk de Westerschelde was overgestoken.’ Van Essen tracht het schip in oorspronkelijke staat terug te brengen. ‘Ik ben nu bezig de roef weer in oude staat terug te brengen. De kastjes zitten er nog in, maar het liep allemaal aan en hing schots en scheef.’
Technische specificaties rivierklipper Elisabeth:
Bouwwerf en -jaar: Scheepswerf Dageraad in Woubrugge, 1904.
Afmetingen: lengte 20,86 meter, oorspronkelijk 20,96 meter, breedte 3,86 meter, diepgang 1,40 meter.
Motor 1932-2003: eencilinder Deutz Oberürsel 24 pk, sinds 2003 Iveco 120 pk.
Tuig: er wordt een nieuw zeilplan gemaakt.
|