Aantekeningen |
- Uit De viersprong, nr 105:
(vervolg van grootvader Reinier)
Openbaar of onderhands verpachten
Na het overlijden van Michiel in 1789 werd zijn zoon, Jan van Abshoven. pachter van de doorvaartrechten, in eerste instantie voor vijf jaar. Ook nu werd, zoals sedert jaren of zelfs generaties lang het geval was, de pacht steeds onderhands verlengd of vernieuwd, ondanks de verplichting die openbaar aan te besteden. Tot de Franse tijd gebeurde dat min of meer vanzelfsprekend.
In 1796 stelde Rijnland echter een commissie in die de voor-en nadelen van het openbaar clan wel onderhands verpachten van de doorvaartrechten moest onderzoeken. De commissie was van oordeel dat openbare verpachting van de rechten, inclusief het gebruik en de bewoning van het gemeenlandshuis, wellicht meer zou opleveren, ware het niet dat aan Reinier van Abshoven, grootvader van de laatste pachter, in 1720 'consent' was gegeven om het gemeenlandshuis te vergroten met enige aan- en bijgebouwen. Zou er na openbare aanbesteding een nieuwe pachter komen, clan moest de waarde van het aangebouwde op grond van dat 'consent' worden vergoed aan de kleinzoon van Reinier, Jan van Abshoven. Een praktische kant was ook dat het gemeenlandshuis en de aanbouwsels zo met elkaar waren verenigd dat splitsen ondoenlijk was. De commissie was dan ook van oordeel dat, gegeven de omstandigheden, het niet raadzaam was de doorvaartrechten openbaar te verpachten en kwam met de aanbeveling die opnieuw onderhands te gunnen aan Jan van Abshoven voor een periode voor vijf of zes jaar, met als voorwaarde de annulering van het 'consent'. Het college bedankte de commissie voor het gedane werk en raadde haar aan over dit voorstel in overleg te treden met de collega's van Woerden. Maar er gebeurde niets, het 'consent' werd niet ingetrokken en alles ging op de oude voet verder.
Afscheid van de Van Abshovens
In 1813, het laatste jaar dat cle Fransen hier de dienst uitmaakten, verzocht Jan van Abshoven opnieuw de brug te mogen pachten, maar dan voor 250 in plaats van 300 gulden vanwege de slechte tijd. De schippers wilden 7.0 min mogelijk kosten maken en streken vaak de zeilen, zodat zij geen doorvaartgeld hoefden te betalen. Daardoor werd de brug nog maar af en toe opgehaald. Van Abshoven schatte het scheepvaartverkeer een kwart minder clan tien of twaalf jaar eerder. Een positieve bijkomstigheid was dat er minder 'schade-varingen' aan de brug waren. Rijnland en Woerden hadden wel begrip voor de argumenten van de brugwachter en stemden in met zijn verzoek.28
Ook nadat de Fransen waren vertrokken, bleef Jan van Abshoven nog jarenlang pachter. In 1831 schreef hij echter aan Rijnland dat zijn vrouw onverwachts was overleden waardoor hij 'in de positie is gebragt van zijn huishouden te moeten opbreken en bij zijne kinderen te Delft te gaan inwonen'. Op zijn verzoek mocht zijn neef Michiel van Abshoven de pachttermijn afmaken. Die wilde ook daarna wel verder als pachter, maar bij de aanbesteding voor de periode 1832-1837 schreef hij te laag in. De nieuwe pachter werd Simon Waardenburg, waarmee er een einde kwam aan ruim 150 jaar Van Abshoven als pachters van de doorvaartrechten van de 's-Molenaarsbrug.
Aankoop van de opstallen van Jan van Abshoven
Nadat Jan van Abshoven in 1841 in Delft was overleden, werden zijn onroerende goederen openbaar verkocht. Vooraf vroeg de behandelende notaris aan Rijnland en Woerden of zij het woonhuis en de stalling op het erf van het gemeenlandshuis wilden overnemen. Aanleiding voor die vraag was het door dijkgraaf en hoogheemraden in 1720 aan Reinier van Abshoven, grootvader van Jan, verleende 'consent' om aan- en bijgebouwen te mogen oprichten, 'met dien verstande dat bij zijn overlijden zijn huisvrouw en kinderen zouden genieten neutrale tauxatie van het getimmerten en restitutie van penningen volgens tauxatie'. Met andere woorden: Rijnland stelde aan Woerden voor op het voorstel in te gaan om daarna 'bij eene gepaste gelegenheid het Gemeenlandhuis en verdere getimmerten in deszelfs geheel in het openbaar te verkoopen, als toch van geen nut meer zijnde voor de beide collegien, en slechts dienende tot woning voor den pachter die het met een veel kleiner evengoed stellen kan en waardoor de beide hoogheemraadschappen van een belangrijk onderhoud zouden worden ontslagen'. De opstallen aan en bij het gemeenlandshuis werden inderdaad gekocht uit de boedel van Jan van Abshoven.
|