Aantekeningen |
- Uit De Viersprong nr. 97:
Deel 3 over het verdronken buurtschapje "De Veldhuizen" (op een plek in wat nu de Zegerplas is in Alphen aan den Rijn).
Zie bij "halfzus" Marrigje Willemsd. Ouwen hoe Boudewijn het bezit verkreeg van de boerderij.
Boudewijn van der Mik legde in 1749 belijdenis des geloofs af. Hij trouwde op 35-jarige leeftijd op 16 augustus 1761 met Marijtje Oudenes uit Waarder. Het echtpaar liet in 1762 een mutueel testament opstellen.
Boudewijn en Marijtje kregen acht kinderen van wie er vier, waaronder een tweeling, binnen drie maanden na de geboorte overleden. In leven bleven een zoon, Abraham (doop op 1 april 1763), en drie meisjes: Marrigje (24 juni 1764), Cornelia (28 december 1766) en Willemijntje (doop waarschijnlijk in 1769). Boudewijn speelde een rol in het ambachtsbestuur in de politiek onrustige jaren van 1767 tot 1770, toen een aantal vooraanstaande ingezetenen zich hevig verzette tegen ambachtsheer Pieter van Reede van Oudshoorn en schout Thomas Burchardus de Bock.2 In 1767 werd Boudewijn door de ambachtsheer zowel tot schepen als tot kerkmeester benoemd. Hij vervulde het schepenambt zelfs tot en met 1770. Onmiddellijk hierna werd hij voor twee jaar benoemd tot ambachtsbewaarder. Ook in het kerkbestuur nam Boudewijn een plaats in: twee keer werd hij ouderling, in 1776 en later, vlak vóór zijn overlijden, in 1781. Boudewijn overleed in 1782.
Zijn weduwe, Marijtje Oudenes, tekende in 1784 in verband met haar plannen om te hertrouwen een 'verbantbrief waarbij ze beloofde dat haar vier minderjarige kinderen bij hun meerderjarigheid elk 2.000 gulden zouden ontvangen. Zij hertrouwde inderdaad, en wel met de weduwnaar Reijer van Harten. In 1790 leenden zij 1.100 gulden van Dirk Gerritszn. Turkenburg. Het echtpaar Van Harten-Oudenes verkocht op 4 augustus 1791 zijn bezit in De Veldhuizen: de boerenwoning als huis, erf, barg, schuur en boomgaard, te verongelden voor l morgen 4 hond, met drie percelen land, resp. 7 morgen 5 hond, 3 morgen 550 roeden hooiland en 5 morgen weiland.
|