Marinus van der Lubbe

Mannelijk 1909 - 1934  (24 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Media    |    Alles

  • Naam Marinus van der Lubbe 
    Geboorte 13 jan 1909  Leiden Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Geslacht Mannelijk 
    Recordnummer 238445 
    Overlijden 10 jan 1934  Leipzig (D) Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Aantekeningen 
    • Lubbe, Marinus van der, politiek activist (Leiden 13-1-1909 - Leipzig (Duitsland) 10-1-1934). Zoon van Franciscus Cornelis van der Lubbe, marskramer, en Petronella van Haandel, dienstmeisje. afbeelding van Lubbe, Marinus van der

      Van der Lubbe werd onder een ongelukkig gesternte geboren. De ouders waren straatarm, terwijl zij voor vijf jongens, met Rinus als jongste, moesten zorgen. Huurschulden dwongen hen telkens te verhuizen, eerst nog binnen Leiden, later, van 1912 af, naar achtereenvolgens Breda, Nijmegen, Tiel en Den Bosch. In 1914 liet vader Van der Lubbe zijn vrouw en kinderen in de steek, en daarmee kwam alles op de moeder neer, die slechts met moeite de eindjes aan elkaar kon knopen. In 1921 overleed zij, pas 51 jaar oud, en viel het gezin uiteen.

      De twaalfjarige Rinus kwam terecht in Oegstgeest, waar hij in huis werd genomen door een halfzuster uit het eerste huwelijk van zijn moeder. Hier groeide hij op in een solide en kerkgetrouw gezin, en na de lagere school te hebben afgemaakt, ging Rinus in het naburige Leiden het metselaarsvak leren: overdag bij een aannemer en 's avonds op de ambachtsschool. Op de bouw werd hij echter tot twee keer toe slachtoffer van een bedrijfsongeval. In 1925 en in 1927 raakten zijn ogen door stuivende kalkstof beschadigd en verdween hij telkens wekenlang in het ziekenhuis. Na het tweede ongeluk bleek zijn gezichtsvermogen zo te zijn verminderd dat hij voor het metselaarsvak ongeschikt was geworden en met een kleine invaliditeitsuitkering werd ontslagen.

      Toch werd Van der Lubbe geen lusteloze leegloper. Hij nam vaak losse baantjes aan en zocht een levensvervulling in politieke actie en agitatie. Reeds in 1925 was hij lid geworden van de Leidse afdeling van de communistische jeugdbond 'De Zaaier'. Onenigheid hierover met zijn zwager deed hem besluiten in Leiden op kamers te gaan wonen. In de kring van 'De Zaaier' werd Van der Lubbe een overtuigd communist, spoedig ook lid van de Communistische Partij Holland (CPH), gelovend in het arbeidersparadijs van de Sovjetunie en in een spoedig revolutionair einde van het laat-kapitalisme. De Leidse politie leerde hem kennen als een driftige straatvechter - door zijn forse postuur had hij de bijnaam 'Dempsey', naar de vermaarde bokser uit die tijd - en menige nacht moest hij in een politiecel doorbrengen.

      Misschien had ook zijn half-blindheid Van der Lubbe tot een enigszins eenzelvige Einzelgänger gemaakt, die zich weinig van partijdiscipline wilde aantrekken. Toen hij zich bovendien ging afgeven met Leidse partijopponenten die een radencommunisme of trotskisme aanhingen, zou hem een royement uit de CPH getroffen hebben, als hij niet zelf in april 1931, uit ergernis over ruzies en terechtwijzingen, voor de partij had bedankt.

      Een zelfde innerlijke onrust dreef Van der Lubbe vaak tot trektochten naar het buitenland. Het reisdoel bij al zijn lopen en liften varieerde, maar het liefst wilde hij de Sovjetunie bezoeken, want zijn geloof in die heilstaat behield hij. In de lente van 1931 kwam hij niet verder dan Berlijn, en in de herfst bleef hij berooid in Joegoslavië steken. Daarna was hij nog onfortuinlijker. Door een mislukte poging heimelijk de Russische grens over te komen belandde hij in april 1932 drie weken in een Poolse cel. Bij terugkeer in Nederland wachtte hem, wegens tevoren begane gewelddadigheden, nog eens drie maanden gevangenisstraf, die hij van juli tot oktober uitzat. Inmiddels bleken zijn ogen zo achteruit te zijn gegaan dat hij in januari 1933 opnieuw drie weken in het ziekenhuis lag.

      Berichten over de politieke ontwikkelingen in Duitsland deden Van der Lubbe kort daarop besluiten daarheen te trekken. De nationaal-socialistische partij was er in tal en macht gegroeid, en op 30 januari was haar leider, Adolf Hitler, Rijkskanselier geworden. Op 3 februari verliet Van der Lubbe Leiden, en vijftien dagen later bereikte hij Berlijn. Het is aannemelijk dat hij hier onder zijn Berlijnse medestanders een apatisch-angstige stemming aantrof en daarom besloot zelf het signaal voor de revolutie te geven. Op 25 februari kocht hij vuurmakers en probeerde hij 's avonds in de stad in drie openbare gebouwen tevergeefs brandjes te stichten. Na nieuwe dwaaltochten viel zijn aandacht twee dagen later op het kolossale Rijksdaggebouw.

      Die avond van maandag 27 februari 1933, om negen uur, gooide Van der Lubbe aan de voorkant van het parlementsgebouw een hoge vensterruit in en klom er doorheen naar binnen. Rennend door de gangen slaagde hij erin op enkele plekken vuurtjes te maken en vond hij ten slotte een deur naar de grote vergaderzaal, die hij binnen enkele minuten in lichterlaaie zette. Daartoe had hij zijn bovenkleren uitgetrokken en als fakkels gebruikt, en vooral de lange, kurkdroge gordijnen achter de voorzitterszetel hadden onmiddellijk vlam gevat. Toen even later door de hitte de glazen dakkoepel met een harde klap barstte, werkte dat als een schoorsteen en binnen twee uur brandde de zaal geheel uit. Suppoosten, eerst afgeleid door de brandjes onderweg, bereikten om ruim kwart over negen de vergaderzaal en konden Van der Lubbe daar grijpen.

      Aan brandstichting behoefde niemand te twijfelen. Maar het was niet verwonderlijk dat men bij zo'n grote brand dacht aan meer dan één brandstichter en aan een politieke samenzwering, vooral toen Van der Lubbe een soort communist bleek te zijn. De Rijksregering, al of niet oprecht een opstand vrezend, greep - met nazi-machthebbers als Hitler en Hermann Göring voorop - de brand met beide handen aan om nu met één slag de links-politieke oppositie te breken. Al op 28 februari werd de noodtoestand afgekondigd en post factum ook op brandstichting de doodstraf gesteld. Binnen enkele weken bevonden zich niet minder dan tienduizend links-politieke gevangenen in cel of kamp. Na parlementsverkiezingen op 5 maart kon in de nieuwe Rijksdag op 23 maart het 'Ermächtigungsgesetz' worden aangenomen, waarmee het parlement zich als zodanig buiten spel zette.
    Persoon-ID I238445  groeneveld
    Laatst gewijzigd op 21 feb 2016 

    Vader Franciscus Cornelis van der Lubbe,   geb. 13 okt 1863, Scheveningen Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 1933, Leiden Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 69 jaar) 
    Moeder Petronella van Handel,   geb. 5 nov 1870, Gemert Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 17 jun 1921, Den Bosch Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 50 jaar) 
    Huwelijk 1 jun 1904  Leiden Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Gezins-ID F1456058617  Gezinsblad  |  Familiekaart