Aantekeningen |
- Na de dood van zijn vader in 1860 belandde Wilhelmus in het Amersfoortse Burgerweeshuis, waar hij verbleef tot zijn zestiende jaar. In oktober 1867, een week na zijn 16de verjaardag, werd hij naar Schoonhoven gestuurd om daar in militaire dienst te gaan. Dat was niet ongebruikelijk voor wezen: Wilhelmus' neef Wijnand, die een paar jaar later, in 1868, eveneens in het weeshuis belandde, vertrok als 16-jarige naar een kazerne in Kampen.
In het leger werd Wilhelmus kennelijk hoornblazer: bij zijn huwelijk in 1874 gaf hij dat als beroep op. Zijn militaire carrière kan verklaren waarom hij de eerste Kooreman in 200 jaar schijnt te zijn geweest die zijn geboorteplaats verliet. De plaats waar we hem in de jaren '70 aantreffen, was Zutphen, een vestingstad net als Amersfoort en Schoonhoven. Hij trouwde er in 1874 met de Brummense Gerritjen Willems, bij wie hij inmiddels een dochter en een zoon had. Daarna zouden er nog tien kinderen volgen.
Het paar vestigde zich in Zutphen, waar het tussen 1879 en 1902 op zes verschillende huisnummers aan de Polsbroek woonde, een buurt met een twijfelachtige reputatie. Daarna woonde het gezin een paar jaar op Groenesteeg 34, totdat Wilhelmus' vrouw overleed (1909). Kort daarna verhuisde Wilhelmus naar het bejaardenhuis de Bornhof.
Na zijn militaire dienst was Wilhelmus Kooreman van beroep varkensslager geworden (volgens de gemeentelijke adresboeken van Zutphen steeds slagersknecht gebleven). Kort na het overlijden van zijn vrouw in 1909 is hij gestopt met werken. Hij verloor toen ook het kiesrecht voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gemeenteraad dat hij sinds 1898 had bezeten.
Wilhelmus en Gerritjen kregen twaalf kinderen. Op een voedzaam dieet - aan varkensvlees was vermoedelijk geen gebrek - bereikten zeven van hen de volwassenheid (wat in die tijd een prestatie mag heten), en zij trouwden ook alle zeven
|