Aantekeningen |
- Uit het digitaal vrouwenlexicon:
WESSELINGH, Agatha Petronella, vooral bekend als soeur François de Borgia (geb. Koudekerk 27-4-1892 – gest. Kisubi, Oeganda 27-7-1938), missiezuster in Oeganda. Dochter van Johannes Bernardus Wesselingh (1863-1943), veehouder, en Johanna Cornelia Verkleij (1868-1947), boerin. Agatha Wesselingh bleef ongehuwd.
Agatha (Aagje) Wesselingh werd geboren in Koudekerk (tegenwoordig Alphen a/d Rijn), als oudste in een katholiek boerengezin met dertien kinderen. Het was een muzikaal gezin: van haar vader leerde ze orgel spelen. Na een gebrekkige lagere school en anderhalf jaar kostschool (ulo) in Bodegraven moest Aagje thuis haar moeder helpen na de komst van het zoveelste broertje of zusje. Al vroeg werd haar belangstelling voor het missiewerk in Afrika gewekt, onder meer door de verhalen van haar peettante, die in 1899 als een van de eerste vrouwen naar Oeganda was vertrokken. ‘Wil je niet eens overkomen dan kun je met de zwartjes spelen? Het is wel ver maar als je in de kist kruipt die je moeder aan het inpakken is, kom je in vier weken tijd in Mombasa aan en neem ik je mee naar mijn nikkertjes. Je hoeft nergens bang voor te zijn’, schreef soeur Mechtilde. Zo wist Aagje al op tienjarige leeftijd dat zij later ook missiezuster wilde worden.
Witte Zuster
In 1912 kreeg Aagje Wesselingh haar zin: op twintigjarige leeftijd vertrok ze naar Esch in Brabant om bij de Witte Zusters in te treden. Na een postulaat (proeftijd) van een jaar ging ze samen met de andere novieten voor de vervolgopleiding naar Algiers. Het tropenklimaat, het nieuwe dieet en de confrontatie met andere culturen vielen haar – een Hollandse boerendochter – minstens zo zwaar als de nederigheid en de gehoorzaamheid die van haar werden gevraagd. Naar de familie in Nederland schreef ze zo’n vierhonderd brieven uit Afrika. Hieruit blijkt hoe ze de veilige vertrouwdheid en de muzikale stimulansen van thuis miste. Dankzij grote volharding mocht zij op 1 mei 1915 haar eerste professie (kloostergelofte) doen. Voortaan heette ze soeur Marie François de Borgia.
Vanwege de Eerste Wereldoorlog was het te gevaarlijk om naar de binnenlanden van Afrika te reizen, en daarom kwam soeur François de Borgia te werken in een ziekenhuis in Algerije. Na enkele weken werd ze zo ziek dat voor haar leven gevreesd moest worden. Meer dan een jaar lag zij uitgemergeld en verlamd te bed, waarna ze op wonderbaarlijke wijze herstelde en haar wens om in Oeganda te werken alsnog kon worden vervuld.
Oeganda
In augustus 1920 arriveerde soeur François de Borgia na een lange reis per boot, trein en te voet bij haar peettante in Bwanda, ten zuiden van Kampala. Ze stortte zich vol overgave op haar taak: het op poten zetten van onderwijs aan kinderen en jonge vrouwen. Aanvankelijk richtte ze zich vooral op de basisvaardigheden van lezen en schrijven, godsdienstonderricht en gezondheidszorg. Na korte tijd kreeg ze de leiding over een normaalschool (kweekschool) voor inlandse meisjes en ontwikkelde ze een curriculum waarin theorie en praktijk elkaar aanvulden, in het Engels. Haar familie in Nederland vroeg ze boeken en plaatmateriaal uit de Katholieke Illustratie op te sturen, maar ook dingen die de Oegandese meisjes niet kenden, zoals turf en aardappelen. Het Britse gouvernement was zo tevreden over de resultaten dat het soeur François de Borgia, die zelf nauwelijks onderwijs had genoten, met terugwerkende kracht een onderwijsbevoegdheid toekende. Daarmee voldeden de door de studenten behaalde diploma’s aan de door de Engelsen gestelde normen.
Zoals in de missie gebruikelijk was, raakte soeur François de Borgia ook betrokken bij de bouw van nieuwe scholen en kerken, de ontwikkeling van landbouwprojecten en in haar geval ook de muzikale verzorging van de kerkdiensten. Hoewel ze haar werk met grote opgewektheid verrichtte, had ze veel last van heimwee. De herhaalde aanvallen van malaria en depressie putten haar meer uit dan ze wilde toegeven. Uit de brieven naar huis blijkt hoe graag ze haar ouders, broers en zusters nog eens wilde zien, maar haar roeping en de zorg voor ‘haar’ kinderen verhinderden dat.
In 1936 ging soeur François de Borgia korte tijd in retraite in Kisubi (ten zuiden van Kampala) – ze had er toen zestien jaar missiewerk opzitten. Daar vertelde ze haar biechtvader dat ze het gevoel had dat haar einde nabij was. Dat voorgevoel klopte: de auto die de zusters na hun retraite terugbracht, raakte door onbekende oorzaak van de weg, kantelde en zakte in het moeras. Vijf zusters overleefden het ongeval, maar voor soeur François de Borgia kwam de redding te laat. Zij stierf op 27 juli 1938, 46 jaar oud, en werd op het kerkhof van haar eigen klooster in Bwanda begraven.
Reputatie
Bij haar uitvaart prees de bisschop soeur François de Borgia’s enorme werklust en inzet. Ze paarde een nuchter verstand en werklust aan grote devotie. Tot op de dag van vandaag zijn de resultaten van haar werk in Bwanda en daarbuiten terug te vinden. De Bannabikira, de inheemse zusters die de zorg voor onderwijs en gezondheidszorg van hun Europese voorgangsters overnamen, bewaren dankbare herinneringen aan haar en haar peettante. Als het aan hen lag, zouden beide zusters allang heilig zijn verklaard. De orde van de Witte Zusters liet de lotgevallen van de jong verongelukte Aagje Wesselingh optekenen in Alles voor allen en Moeyinza (Ge kunt het) (1948), in de hoop zo nieuwe meisjes te werven. Dankzij de honderden brieven van soeur François de Borgia zijn we goed geïnformeerd over het ontwikkelingswerk van missiezusters in Oeganda. In 2008 schreef nicht Joke Linders op basis van deze brieven in het familiearchief een boek over haar: Witte zuster in zwart Afrika.
|