Aantekeningen |
- Bij de 1e foto:
Nicolaas Josephus Verkleij
Datering: 1968
Bij de 2e foto:
Woning, stalling en kaaspakhuis aan de Delftsekade te Leidschendam, waar Nico Verkleij sr. van 1918 tot 1929 als kaashandelaar werkzaam was.
Bij de 3e foto:
Huize 'Den Tol' te Alphen aan den Rijn, waar naar Nico Verkleij sr. met zijn gezin in 1929 verhuisde.
Bij de 4e foto:
Vader Nico Verkleij sr. met zijn dochter Nellie in de hangmat, genietend van zijn tuin.
Datering: ca. 1932
Uit: De Viergang
De Alphense tak van kaas- en ijshandelaren van het geslacht Verkleij, deel I
door P. Leeflang
Inleiding
In 2002 publiceerde J.D. (Joop) Verkleij voor zijn nageslacht het boekje 'Joop Verkleij vertelt', waarin hij schrijft over zijn voorouders, zijn eigen leven in Alphen aan den Rijn en over de plaatselijke kaas- en ijshandel waarvan hij samen met zijn jongere broer N.C. WVerkleij (Nico jr.) eigenaar was. Naast dit boekje ontving de redactie ook teksten, archiefstukken en foto's van N.C. W Verkleij over dezeAlphense tak van het geslacht Verkleij. Op verzoek van de beide broers zijn deze bronnen samengevoegd en verwerkt tot één artikel, dat uit meerdere onderdelen bestaat. Na een kort overzicht van het geslacht Verkleij wordt in deel I de jeugd van Joop en Nico Verkleij jr. beschreven en de omstandigheden waaronder ze opgroeiden. Deel II is gewijd aan de bezettingsjaren, de hongerwinter, de muziek die in huize Verkleij werd gemaakt, de militaire dienstplicht en de eerste schreden van de jongens in de kaas- en later ook in de ijshandel. Deel III beschrijft het reilen en zeilen van de kaashandel, terwijl in deel IV de ijshandel wordt besproken. Joop en Nico jr. verkeren nog in goede gezondheid en wonen in Alphen aan den Rijn.
Voorouders
Stamvader Cornelis Willem Verkleij werd in 1688 te Reeuwijk geboren. Hij huwde Alida de Ridder, met wie hij vijf zonen kreeg. De tweede zoon, Cornelis Verkleij jr., kwam in 1725 te Gouda/Bloemendaal ter wereld.
(H.G.: Deze weergave is niet geheel correct. Cornelis Verkleij, geboren in 1725, was niet een zoon van Cornelis Willem(s) Verkleij en Alida de Ridder, maar van Cornelis Willem(s) Verkleij en zijn eerste vrouw, Grietje Pieterse van Deken, met wie hij in 1720 in Waddinxveen trouwde. Alida de Ridder was zijn derde vrouw, waarmee hij in 1749 in Stein trouwde. Cornelis sr. kreeg zijn jongste en 18e kind in 1762 toen hij 74 jaar oud was.)
Hij trouwde met Gijsbertha van Dijk; samen kregen ze acht kinderen. Hij overleed in 1821. Een van deze kinderen was Dirck die op 15 november 1756 te Gouda/ Bloemendaal het levenslicht zag. Hij trouwde in 1782 en ging met zijn vrouw, Cornelia C. van der Pauw, in Hazerswoude/Groenendijk wonen. Er werden zeven kinderen geboren.
Hun zoon, Nicolaas Verkleij, geboren op 10 september 1788, wordt als eerste in het familieregister genoemd als kaashandelaar. Zijn pakhuis stond in Hazerswoude, recht tegenover de Gemeneweg. Hij trouwde op l januari 1822 met Johanna Straathof; zij woonden in Rijpwetering. Dit was het tweede huwelijk van Johanna. Zij was daarvoor getrouwd geweest met Piet Klaverweide die kaashandelaar was aan de Prinsengracht nr. 532 te Amsterdam met als firmanaam 'G. Klaverweide & Zoon anno 1729'. Nicolaas Verkleij zette dit bedrijf voort. Johanna schonk hem vier kinderen. Hij overleed in 1847. De tweede zoon van Nicolaas en Johanna, Theodorus Cornelis (roepnaam Dirk), volgde zijn vader op bij de firma Klaverweide. Hij was geboren in 1825 en trouwde in 1853 met de in 1829 te Leiderdorp geboren Margaretha Kaptein; ze woonden aanvankelijk in Haarlem en kregen zes kinderen. Dirk overleed in 1900. Vervolgens kwamen de oudste twee zonen van Dirk en Margaretha, Nicolaas A. (Nico, 1854-1933) en Cornelis Th. (Cor, 1855-1926) in de firma die tot ongeveer 1926 in Amsterdam werd voortgezet.
De derde zoon van Dirk en Margaretha. Petrus Franciscus (Piet), werd op 3 februari 1861 te Rijpwetering geboren. Hij werd melkveehouder van beroep te Leiderdorp en huwde in 1886 Petronella Maria Wesselingh. Samen kregen ze negen kinderen, van wie Nicolaas Josephus kaashandelaar zou worden. Piet overleed in 1942.
Deze Nicolaas J. Verkleij (Nico sr.) was op 29 augustus 1897 op hoeve 'Bouwlust' te Leiderdorp geboren en trouwde op 2 augustus 1922 te Bennebroek met Cornelia Maria (Kee) Suidgeest, clie in 1896 te Nieuw-Vennep het levenslicht zag. Samen kregen zij tien kinderen, van wie voor dit verhaal Joseph Daniël (Joop, 1927) en Nicolaas Cornelis Willebrordus (Nico jr., 1928) van belang zijn. alsmede, in mindere mate, hun oudste zoon. Petrus Nicolaas Joseph Verkleij (Piet. 1923-2002); deze was kaasexpert van beroep.
Nicolaas Josephus Verkleij (1897-1970)
Nicolaas J. Verkleij (Nico sr.) zat van 1909 tot 1912 op een kostschool in Oudenbosch. Hij ging werken bij zijn zwager Jan van Velzen, bakker in Rijpwetering. Toen zijn ooms van de firma Klaverweide te Amsterdam dat hoorden, zeiden ze: 'Laat hem maar bij ons komen in plaats van in dat mietjesvak.' Hij werkte derhalve van 1913 tot februari 1918 bij de firma G. Klaverweide & Zoon; zijn ooms, Nico en Cor, leerden hem het vak van kaashandelaar. Nico verhuisde in 1918 naar Leidschendam. waar hij compagnon werd van de plaatselijke kaashandelaar Jan van Wijk van de N.V. Hollandsche Kaashandel v/h J. Romein. Van Wijk was getrouwd met 'tante Bet', dochter van een broer van overgrootvader Dirk Verkleij. Deze broer heette Jan Verkleij; hij boerde in Hazerswoude/Groenendijk op de boerderij 'Aurora' en was cle oprichter van de plaatselijke toneelvereniging 'Onder Ons'. Jan van Wijk was veel ouder dan Nico en eigenlijk geen kaashandelaar. Voordat hij het bedrijf, woonhuis en pakhuis op de Delftsekade te Leidschendam van een zekere Romein overnam, had Van Wijk een gloeilampenfabriek in Leiden.
Verhuizing naar Alphen aan den Rijn
Na zijn huwelijk in 1922 woonde vader Nico met zijn jonge vrouw Kee Suidgeest tot 1929 aan de Damlaan Veur, thans gemeente Voorburg/ Leidschendam. De eerste vijf kinderen werden daar geboren, onder wie Joop op 15 oktober 1927 en Nico jr op 7 november 1928. Hun geboortehuis is inmiddels afgebroken.
Op de dag van cle stadhuisbrand in Leiden, op 12 februari 1929, gingen vader en moeder Verkleij naar Alphen aan den Rijn om een woon huis te bezichtigen: huize 'Den Tol', Prins Hendrikstraat nr. 96 (thans nr. 120) met kaaspakhuis op Prins Hendrikstraat nr. 98 (thans nr. 122), dat te koop stond. De vorige bewoner, kaashandelaar Joannes van der Linden, was in december 1928 overleden en zijn weduwe Gijsbertha van der Linden-van Dommelen wilde het onroerend goecl met toebehoren verkopen. De koopsom voor de woning, het pakhuis, de inventaris en de goodwill bedroeg 30.000 gulden. Op basis van een hypotheek met het onroerend goed als onderpand kreeg vader Nico op 30 april 1929 van de weduwe een geldlening van 22.000 gulden; deze lening met de verschuldigde rente was in 1947 geheel afgelost.
Op l mei 1929 vond de verhuizing van Leidschendam naar Alphen plaats. De kaashandel werd voortgezet onder de firmanaam 'NJ. Verkleij, voorheen J. van der Linden, boter, kaas, komijn, en gros en detail'. De familie J. van der Linden wercl beschreven in 'De Viersprong', nr. 89. van november 2006. In Alphen werden tijdens de crisisjaren 1930-1936 nog vijf kinderen Verkleij geboren.
De jeugd van Joop en Nico jr. Kleuterschool
In het begin van de jaren dertig gingen Joop en Nico jr. in Alphen naar de kleuterschool die geleid werd door zuster Imaculata. Het schooltje bestaat niet meer maar stond tegen de nog bestaande St. Josephzaal in de Paradijslaan aan. Tegen de muur van het klaslokaal, op grote-mensen-hoogte, bevond zich een richel met daarop diverse speeltjes. Joop herinnert zich nog 'een paar poppen, een fornuisje, een autootje, een stoomwals, een soort poppenkamertje en meer van dat begeerlijke speelgoed. Helaas mocht je er alleen naar kijken maar niet aankomen. Was je stout, dan werd je in het kolenhok onder de trap gestopt. Op het kerkplein mochten we spelen. Er waren een paar ijzeren hoepels aanwezig, die we bij toerbeurt mochten gebruiken. Verder deden we dan "Ijzer de keizer, ik heb geen ijzer, ik moet nog ijzer kopen". Als je aangetikt werd voordat je het ijzeren hek van de pastorietuin had aangeraakt, was het jouw beurt en begon het spel opnieuw.'
Marie van der Tol
In de vooroorlogse jaren had moeder Verkleij een dienstmeisje voor dag en nacht, dat op zondagmiddag enige uren naar huis mocht. Haar naam was Marie van der Tol en haar ouders woonden in de Hoorn, in een van de rijtjeshuisjes vlak voor het huidige Avifauna. Haar vader was boerendaggelder tegen een beloning van acht gulden in de week en dagelijks een liter melk.
Soms mochten de oudere kinderen Verkleij op zondagmiddag met Marie mee naar haar ouderlijk huis. Voor de kleine kinderbeentjes was dat best ver. Bij de kleiwarenfabriek van Oosthoek in de Emmalaan hing altijd een zoete lucht van de dakpannen die in loodsen te drogen lagen; aan de voorkant van de houten gevel zaten allemaal luikjes om te luchten. Bij Marie thuis kregen de kinderen een babbelaar. Na een uurtje werd de terugweg weer aanvaard en was Marie weer in betrekking. Ze kreeg verkering met Toon van Trigt, die op woensdagavond in 'Den Tol' op vrijersvoeten kwam, maar er viel niets te vrijen. Toon moest schoenen poetsen, cle grote watertank clie op zolder stond vol pompen en verschillende andere klusjes doen. Toen deze verkering uitging, kwam er een nieuwe vrijer, Jacobus (Jaap) Goedhart, met wie Marie op 5 mei 1937 trouwde. Marie heeft veel en hard gewerkt bij de familie Verkleij. De jongens sliepen in de balkonkamer op de eerste verdieping en de
meisjes op zolder. Marie had een eigen trap naar haar kamer met bedstee op cle eerste verdieping; deze trap werd door de familie nooit gebruikt. Moeder Verkleij gebruikte die later als 'schoenentrap'; ieder gezinslid had een eigen trede waarop zijn of haar schoenen stonden. Eenmaal per week deed Marie de kinderen in bad.
Crisisjaren
Het gezin Verkleij was in 1929 vol goede moed en vertrouwend op de toekomst naar Alphen aan den Rijn verhuisd. Toen de economische cris uitbrak, werden alle landgenoten getroffen; zo ook vader en moeder Verkleij die met een pak schulden moesten proberen het hoofd boven water te houden. De Boerenleenbank in de Stationsstraat eiste bij monde van de kassier, de heer J.P. Liefhebber, het geleende geld terug. Liefhebber wist daarbij te vertellen dat moeder Verkleij haar huishouden te royaal bestierde. De nood werd zo hoog dat Verkleij met zijn gezin zou moeten verhuizen naar het hoekhuis Prins Hendrikstraat/Oranjestraat. Mevrouw Van der Linden is zelfs voor het gezin en het bedrijf in de bres gesprongen. De Boerenleenbank hield echter voet bij stuk, ondanks het feit dat vader Verkleij kon aantonen dat hij jaarlijks nog steeds winst maakte, in tegenstelling tot andere kaashanclelaren in cle regio.
De directeur van de Alphense Bank, de heer L. de Graaf, had gelukkig wel begrip voor de zaak en nam Verkleij als klant over van de Boerenleenbank. De Graaf keek meer naar de mens waarmee hij te maken had, dan naar de resultaten van diens balans. Ook onder de boerenbevolking vielen in cle crisisjaren rake klappen: boerderijen werden verkocht en daarna, als het mogelijk was, weer gepacht. Runderen die aan mond- en klauwzeer gestorven waren, konden door geldgebrek niet worden vervangen. Een oom en tante van de jongens Verkleij, Joop Th. van der Burg en Jans van der Burg-Verkleij, bewoonden vanaf 1919 boerderij 'Dambenoy' die in de Hooftstraat achter De Leerhoeve lag. Zij gingen failliet en kozen voor een heel ander beroep. Joop volgde een opleiding tot fotograaf; tante Jans was kunstzinnig. Zo hebben zij een aantal jaren de voorkamer van 'Den Tol' gebruikt als winkel, terwijl oom Joop als fotograaf zijn donkere kamer in een ruimte naast de badkamer had. Tijdens de bezetting zou de doka dienst doen als onderduikplek. In de winkel verkocht tante Jans religieuze artikelen zoals rozenkransen, kerkboeken, missalen, bidprentjes, heiligenbeelden en daarnaast fotomateriaal. Bekend en mooi waren de beelden van een firma uit het plaatsje Beesel in Limburg.
Deze 'inwoning' duurde van 1933 tot 1935. Oom en tante woonden aanvankelijk in een huis in de Zaalbergstraat en vanaf 1935 boven hun winkel, fotohandel 'Lux', in de Julianastraat nr. 51. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde zoon CJ. van der Burg met 'Lux' naar Julianastraat nr. 29, hoek Kerkstraat. De zaak is nog steeds gevestigd op dit adres, in een nieuw door Hoogvliet gebouwd pand.
Opoe Suidgeest
Nadat Joop en Jans van der Burg met hun winkeltje vertrokken waren, kwam in 1935 opoe Suidgeest, de grootmoeder van Joop en Nico jr., op 'Den Tol' wonen. Zij kreeg de kleine voorkamer, rechts van de vestibule, voor zichzelf: haar slaapkamer lag daarboven. Meestal zat ze echter bij het gezin Verkleij in de grote kamer temidden van alle drukte, maar dat stoorde haar nauwelijks want ze was heel erg doof. Ze maakte de groente schoon, dopte de bonen en was ook een menselijk strijkijzer; lakens die gewrassen en gevouwen waren, werden op haar stoel gelegd en opoe perste met haar zitvlak de lakens glad.
Opoe droeg nog de ouderwetse boerinnenkap. ledere morgen ging ze naar de kerk en 's middags deed ze een dutje in haar stoel. Tot 1944 heeft ze op 'Den Tol' gewoond en daarna in het Sint Joseph pension. Daar overleed ze in 1956 op 94-jarige leeftijd als moeder van tien kinderen, grootmoeder van 78 kleinkinderen en overgrootmoeder van 58 achterkleinkinderen.
Telefoon
Een voorbeeld van vooruitgang was de telefoon. Verkleij had nummer 181. Het toestel hing aan de wand van het kantoortje. Als je wilde bellen, moest je aan de slinger draaien en kreeg je de telefoniste. Vervolgens moest je het nummer en de plaats opgeven en werd je doorverbonden. Er was ook een spreekbuis tussen het kantoor en het pakhuis, een voorloper van de huidige intercom. Aan beide kanten van de buis was een spreekhoorn met een stop erop. Haalde je aan één kant de stop eruit en blies je in de buis, dan ging aan de andere kant een fluitje. Haalde je ook daar cle stop eruit, dan kon je met elkaar praten, b.v. om te vertellen dat de koffie klaar was.
Sinterklaas
De Sinterklaastijd was voor de kleinste kinderen een hoogtepunt van hun jeugd. In huize Verkleij werd met kaasplanken een grote tafel gemaakt, waarop Sint en Piet de cadeautjes konden uitstallen. Ieder van de kinderen had één schoen als herkenningsteken op de tafel staan, terwijl de andere voor de schoorsteen stond, met daarnaast een pan water en een wortel voor het paard. In die tijd reed J. Werneke van Magazijn 'De Zon' in de Julianastraat (thans 'Sfeervol Wonen' van Frank van der Klei) als enige echte Sinterklaas in een landauer door het dorp met Nico Kompier op de bok. Joop en Nico Verkleij liepen dan als Zwarte Piet verkleed, met een aantal andere pieten achter cle wagen aan, uitgerust met een roe. zak en pepernoten. Ze gingen ook altijd naar de kinderen van de Martha-Stichting. Vooral de meisjes van de stichting waren doodsbenauwd voor de pieten.
Een tweede Sinterklaas op het dorp was Jac. van Vliet, banketbakker in de Hooftstraat, maar dat was niet de echte.
Paardenmarkt
Op de derde woensdag in september werden als onderdelen van de jaarmarkt een paardenmarkt en een goederenmarkt gehouden. Voor de bevolking was dit een jaarlijks terugkerend spektakel. De paarden stonden vastgebonden aan een touw in de Zaalbergstraat en de handelaren bedreven hun handel met 'handjeklap'. Al vroeg verschenen marktkooplui in de Oranjestraat, die hun kraampjes opzetten en daarop hun goederen uitstalden. Na afloop van de markt werden de straten door de gemeentelijke brandweer schoongespoten, tot grote pret van de jeugd die ter plekke in baclkostuum verscheen.
De kinderen Verkleij kregen op de dag van de jaarmarkt van hun moeder ieder een dubbeltje om iets te kopen. Joop vertelt: 'Mijn dubbeltje brandde de hele dag in mijn broekzak want ik kon maar niet besluiten welk autootje ik zou kopen. Toen de markt voorbij was, ging ik naar de speelgoedwinkel van Hannes IJkema in de Prins Hendrikstraat om van mijn geld drie auto's te kopen, die met een elastiekje op een kanonnetje waren samengebonden.' Moeder kocht bloemen en vader kwam altijd thuis met een bosje paling.
De Lagere School
In de Paradijslaan waren twee rooms-katholieke gemengde lagere scholen in hetzelfde gebouw, de RK Parochieschool St. Bonifacius; iedere school had zijn eigen ingang. De linker deur met daarboven het eerste gedeelte van de naam van de school, RK Par. School, was voor leerlingen van de zogenaamde 'klompenschool' van meneer J.J.C. Böckling, die omstreeks 1890 werd gesticht. De rechter deur met daarboven het tweede gedeelte van cle naam van cle school, St. Bonifacius, was de toegang tot 'schoenenschool', geopend in 1910 of 1912, met als hoofd de heer H.S. van cler Putte.
De speelplaatsen van beide scholen waren door een tussenmuur gescheiden. De kinderen van de klompenschool gingen na het verlaten van cle school werken bij een baas. De leerlingen van de schoenenschool leerden verder op de ULO, een driejarige voortzetting van het lage onderwijs, die gevestigd was op de eerste verdieping van de schoenenschool met als hoofd ook de heer Van der Putte. De kinderen Verkleij zaten op de schoenenschool.
In 1942 werd het schoolgebouw door de Duitsers gevorderd. Na de oorlog kwam er een splitsing in een jongens- en een meisjesschool. Het onderscheid tussen klompen- en schoenenschool werd opgeheven. In 1958 kwam een einde aan de splitsing en werd het weer een gemengde school. De ULO zou de basis vormen van het latere Ashram College.
In de tijd van cle jongens Verkleij speelden de leerlingen van de klompen- en schoenenschool voor en na schooltijd niet met elkaar maar keken ook niet op elkaar neer. In de kerk en bij verenigingen gingen zij wel gewoon met elkaar om en kenden elkaar bij naam.
ledere morgen om acht uur moesten de kinderen naar de schoolmis. Dat was min of meer verplicht. Joop en Nico jr. lieten nogal eens verstek gaan omdat ze thuis moesten helpen bij het vullen van de schoolmelk-flesjes. Dat leidde wel tot een negatieve aantekening op hun schoolrapporten onder de rubriek 'misverzuim'. Toch was Joop een gedreven misdienaar. De kinderen van de klompen-school zetten hun klompen altijd achter in de kerk. De kinderen van de schoenenschool hadden dan de aardigheid om de klompen door elkaar te schoppen, wat de kinderen van de klompenschool bij het verlaten van cle kerk de nodige problemen gaf om hun eigen paar terug te vinden. Na cle Vastentijd, dus op Paaszaterdag, werd op het kerkplein een paasvuur ontstoken. De kinderen waren dan al om zes uur 's ochtends aanwezig. J. Werneke van Magazijn 'De Zon' in de Julianastraat had een dieselaggregaat en stelde restanten olie en poetsdoeken ter beschikking. In een oude half afgesneden oliedrum werd de boel op het kerkplein in de fik gestoken. Verschillende kinderen hadden bij de brandstoffenhandelaar Jongenburger fakkels gekocht en die aangestoken. Toentertijd stond in de Paradijslaan nog een stenen toiletgebouwtje, een pisbak; door de fakkels werd het plafond van dit gebouwtje helemaal zwart geblakerd.
Piet Suikerland was de koster; hij deed tegen zeven uur de grote kerkdeur open. Deken Heiligers ging voor in de processie en zo begon de Paasliturgie op de morgen van Paaszaterdag.
Op de lagere school gaven juffrouw Meijer en de meesters Brand, Van Gils en Handgraaf les. In 1939 bestond de eerste spoorlijn (Amsterdam-Haarlem) honderd jaar. De eerste locomotief, 'De Arend', stond op een tentoonstelling op het Olympiaplein bij het Amsterdamse Olympisch Stadion opgesteld. Onder leiding van meester Brand zijn de leerlingen van de zesde klas heen en terug naar Amsterdam gefietst om deze tentoonstelling te bezoeken. Meester Brand was ook nog hopman bij de Katholieke Jeugd Centrale (KJC). ledere woensdagmiddag kwamen de jongens bij elkaar op het veld van Alphense Boys, waar nu zorgcentrum 'Rijnzate' staat.
Andere bezigheden
Was cle deken jarig, clan brachten de kinderen hem in de St. Josephzaal een zanghulde en daarna kregen ze de rest van cle dag vrij. Vader Verkleij was lid van de toneelvereniging van de 'Katholieke Kunstkring' (KKK) en zijn zonen mochten wel eens meedoen aan een uitvoering in de St. Josephzaal of in een ander dorp.
De gymnastiekvereniging 'Wilskracht' gaf ook zijn uitvoeringen in deze zaal en alle kinderen Verkleij deden daaraan mee. Een ander spektakel was de jaarlijkse veiling van de 'kerkschapen'. Een aantal Alphense boeren bracht lammeren groot, die na de zomer verkocht werden; de opbrengst was voor de Bonifaciusparochie. Voor het huis van de heer Van der Putte, naast de kleuterschool in de Paradijslaan, werden hekken c.q. hokken geplaatst, waarin de dieren werden gestald om verkocht te worden. Op zondag kwamen de boeren met hun 'kerkbrik' naar de hoogmis. Bij café Markx in de Julianastraat, naast fotohandel 'Lux', werden de paarden gestald. Oom Jan Verklei] van de Ridderbuurt nr. 57 is jarenlang organist geweest. Hoe hij met zijn dikke vingers zo geweldig kon orgel spelen, zal altijd wel een geheim blijven.
Als het gevroren had. ging de jeugd in het Bospark 'ijssie-piepen' en dan was het afwachten tot de eerste waaghals natte voeten had. Voor het toenmalige Raadhuis in het Burgemeester Visserpark werd gevoetbald. Op de plek van de ingang van cle ondergrondse parkeergarage aan het huidige Wallenbergplein lag voor de kleintjes een grote zandbak. Daar stond ook het gebouw van de Vereniging voor Ziekenverpleging dat later door de gemeente voor verschillende doeleinden werd gebruikt. Zwemmen deed je in het zwembad aan het Aarkanaal. Je fietste clan over de Aarkade en langs de boerderij van boer Binnendijk over een pad naar het Aarkanaal.
Op 13 juli 1939 deecl Joop Verkleij zijn plechtige communie. Een gedenkwaardige dag waarop hij trots zijn gekregen horloge met zilveren ketting droeg.
Zo verliep de lagere schoolperiode; de Tweede Wereldoorlog dreigde uit te breken.
Joop en Nico: 'We hadden een heerlijke, zorgeloze jeugd ondanks de crisis in de jaren dertig en de vijf sobere bezettingsjaren daarna. We mochten veel van onze "moderne" ouders die in die vreselijke jaren veel zorgen zullen hebben gehad. We woonden in een kasteel van een huis, met pakhuis en tuin. In de tuin waren een schommel, ringen, een wip en zelfs een hangmat. Dikwijls kwamen vriendjes en vriendinnetjes spelen, in de tuin of in huis. Werd het moeder te druk, dan zette ze de serredeuren open en zei: "En nu allemaal naar je eigen moeder." Spelen deden we ook vaak bij oom Jan en tante Marie Verkleij in de Ridderbuurt nr. 57, op hun boerderij "Brentano/IJvervrucht". Daar brachten we ook een deel van de schoolvakanties door.'
|