Aantekeningen |
- Ook: Gelharth
De naam Gelharth is op 17-9-1873 gewijzigd in Mater.
Van WikiDelft:
Mater
Pieter Mater (1822–1893) heette eigenlijk Pieter Gelharth, en kwam uit een katholiek nest. Toen zijn naam in 1876 voor het eerst bij de Houttuinen opdook, leverde hij al vijf jaar lang kolen aan de stad. Pieter Mater profiteerde van de uitzonderlijk goede verkeersverbindingen bij de Houttuinen. De kolen konden zowel per spoor als via het water aangeleverd en afgevoerd worden. Het vermoeden bestaat overigens dat er ook vrij veel met paard en wagen vervoerd werd, vooral omdat één van zijn zoons een nieuw eigen bedrijf startte: een stalhouderij.
De handel in kolen bleek voor Pieter Mater zeer winstgevend, zodat hij in de decennia nadien verschillende panden en erven aan de Houttuinen kon opkopen. De erven van Mater profiteerden hier volop van. Zijn oudste zoon H.J.S. Mater nam zijn steenkolenhandel over en kon het bedrijf verder uitbreiden. De weduwe van deze zoon liet in 1911 een nieuw en groot bedrijfspand bouwen, dat er tot op heden staat. Het paardenhoofd aan de buitengevel geeft nog aan dat hier voorheen paarden gestald konden worden, terwijl de kolenopslag aan de achterzijde plaatsvond. Een van de nazaten van de familie Mater heeft het bedrijfspand tot in detail nagebouwd. Aad Mater (1926–2001) besteedde de vrije tijd na zijn pensioen aan het minutieus reconstrueren van het familiebedrijf zoals het er voor de Tweede Wereldoorlog uit moet hebben gezien. Na de Tweede Wereldoorlog bleken beide bedrijfstakken van de familiefirma de tand des tijds niet te kunnen doorstaan. Kolenkachels werden vervangen door gaskachels, en vervoer te paard maakte plaats voor modernere vervoersmiddelen als fietsen, brommers en auto's.
Stalhouderij Mater
Het ondernemersbloed vloeide de Maters door de aderen. De tweede zoon van Petrus Mater ging niet als 'tweede man' in de steenkolenhandel aan het werk, maar startte zijn eigen onderneming. In 1881 kocht Jacobus Theodorus Mater (1851–1900) de voormalige herberg Het Fontein aan het eind van de Houttuinen ter hoogte van de Binnenwatersloot om deze voortaan als stalhouderij te exploiteren. De verkoop kon waarschijnlijk eenvoudig geregeld worden, aangezien de herberg in handen was van familieleden van zijn vrouw: Adriana Maria van der Knaap (1854–1919). Deze dame werd op haar 46ste weduwe, en zorgde er vanaf dat moment bijna twintig jaar lang voor dat het bedrijf voortgezet werd. Zij paste niet slechts op de winkel, maar ontplooide zich als een kundige onderneemster. Het was op haar initiatief dat architect E.H. Luxemburg een ontwerp maakte voor een groot bedrijfspand aan de Houttuinen. Zowel de stalhouderij als de kolenopslag moesten hierin ondergebracht kunnen worden, terwijl er ook nog twee riante bovenwoningen ingericht werden voor de familieleden.
Kolenhandel Mater
Als oudste zoon van Pieter Mater was Hendricus Johannes Stephanes Mater (1849–1894) de aangewezen opvolger voor de steenkolenhandel. Aangezien hij zijn vader slechts één jaar overleefde, zal hij weinig 'eigens' toe hebben kunnen voegen. Het is niet helemaal duidelijk wie het bedrijf direct na zijn dood overgenomen heeft. In 1914 stond zijn neef Petrus Josephus Maria Mater (1882–1967) in ieder geval bekend als steenkolenhandelaar en nam hij de zaken waar. De firma Mater beschikte inmiddels over een groot nieuw gebouwd pand aan de Houttuinen nummers 19 tot en met 23. De steenkolenhandel stond overigens wel los van de stalhouderij, want beide bedrijven adverteerden nog afzonderlijk; pas later traden ze samen naar buiten. Petrus Mater hield kantoor voor zijn 'Anthraciet-, Cokes- en Steenkolenhandel' op Houttuinen 7, waar hij waarschijnlijk ook zijn opslagruimtes had. In 1932 was het niet rendabel meer om beide locaties te gebruiken, zodat de twee pakhuizen met bovenwoning, de wagenschuur en de kolenplaats verkocht werden. Het familiebedrijf vestigde zich nu met beide takken van handel in het pand Houttuinen 19
|