Aantekeningen |
- Bij de foto:
Jan Barendse verrichtte zelf de opening van de naar hem genoemde laan in Poeldijk, rechts de toenmalige burgemeester K. L. J. Wouters
Foto: Historisch Archief Westland
Uit: Het Hele Westland
Editie: 9 maart 2006
Door: Martinus Duiventoren
Jan Barendse, die in 1880 in Honselersdijk is geboren, heeft als opgroeiend kind nog geleefd in een tijd dat het Westland een vrijwel kassenloze, aantrekkelijke groene streek was. Zijn vader had dan ook een tuin met veel fruitbomen aan de Nieuwe Tuinen. Ook kweekte hij nog druiven zoals in de tijd van pastoor Verburch tegen een muur. Jan Barendse vestigde zich - na de lagere school en de tuinbouwschool - rond het begin van de eerste Wereldoorlog als zelfstandig tuinder op een tuin aan de Monsterseweg in Poeldijk. Op die tuin bevond zich ook een boomgaard. Verder kweekte hij aardappelen en uien. Teelten die in die jaren nog tot de belangrijkste in de streek gerekend werden. “Je haalt de nieuwe aardappelen niet meer", is nog een van de uitdrukkingen, die in het Westland in tuinbouwkringen opgeld doen. Ook op deze tuin had hij druivenmuren staan al verrezen er wel schuchter de eerste glasopstanden. Barendse, van wie al gauw bekend was dat hij een erudiet man was, werd vooral door Poeldijkers vaak om raad gevraagd. Op 34-jarige leeftijd werd hij gekozen tot voorzitter van de Fruit- en Groenten veiling vereniging Poeldijk, die in 1889 was opgericht. Hij ontpópte zich in zijn voorzittersfunctie als een voorman, die inzag dat bundeling van krachten van groot belang was voor het Westland.
Geen wonder, dat hij al drie jaar later -in 1917 - werd gekozen tot voorzitter van de Bond Westland, de overkoepelende organisatie van de toen twaalf Westlandse groenteveilingen. In 1930 trad hij toe tot het dagelijks bestuur van de Nederlandsche Tuinbouw Bond (NTB), dat later werd omgedoopt tot Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland. In die functie maakte hij in de oorlogsjaren tot zijn afschuw mee, dat in augustus 1944 de voorzitter van dit bureau F. V. Valstar door het Silbertannecommando, samen met de Naaldwijker Voskamp werd vermoord. Barendse nam diens functie tijdelijk over. Hij hield zich liever met het wel en wee van het Westland bezig en spande zich met name in voor het bevorderen van de reclame voor groenten en fruit. De nadruk lag daarbij op het behoud van de destijds voor het Westland belangrijke, door hem zeer geliefde, maar helaas toch teruglopende druiventeelt.
Dat Jan Barendse tweemaal een koninklijke onderscheiding ontving - eerst ridder, later officier in de orde van Oranje Nassau - wekt geen verbazing als men weet, wat hij allemaal in het Westland tot stand heeft gebracht en dat het koningshuis daar zelf herhaaldelijk kennis van heeft kunnen nemen. Zo werd de Poeldijkse veiling bezocht door koningin Wilhelmina en prins Hendrik en koningin Juliana. Jan Barendse, die een belezen man was en ook een prettige schrijfstijl had, heeft twee publicaties het licht doen zien: een brochure over de geschiedenis van de Poeldijkse groentenveiling en het - in 1951 verschenen - befaamde boek: Hollands Tuin. Een titel, die het belang aangeeft, dat Barendse aan het Westland als tuinbouwstreek hechtte. Tot ver buiten onze landsgrenzen.
Dat was vlak voor zijn afscheid als voorzitter van zowel de veiling als de bond. Daarin laat hij zijn lezers kennis maken met de geheel andere omstandigheden, waaronder de bewoners van het Westland in de achttiende en negentiende eeuw werkten en leefden. De manier waarop de tuinen werden aangelegd, hoe men ze bewerkte en welke producten men teelde. Hij beschrijft daarin de geweldige inspanning, die de Westlanders zich moesten getroosten om de gronden geschikt te maken als tuinland. Hij heeft bij het schrijven gebruik gemaakt van gegevens, die hem onder anderen door zijn vader en grootvader waren verteld.
Het is een lust om te lezen, hoe hij het Westland van weleer beschrijft, bezaaid als het was met lusthoven, die van grote schoonheid moeten zijn geweest. “Vijvers, omzoomd met hout, maakten het vissen tot een genot en verleenden de streek een schoon en voornaam aanzien", zo lezen wij. “Komende en gaande deftige bezoekers met gevolg gaven haar levendigheid en sierlijkheid en zullen de bewoners van de dorpen zeker ook wat vertier en verdiensten hebben gebracht." Hij schrijft onder meer zich nog het een en ander te herinneren van de schoonheid van het dorpje Honselersdijk, waar hij destijds woonde. Hij heeft het dan over de Dijkstraat met de Dijksloot, die toen nog overspannen werd door bruggetjes. Hij ziet nog langs de slootkant een rij iepen van respectabele omgang en hoogte staan. Ook weet hij dat Naaldwijk een prachtig marktplein had, met in het midden een mooie pomp, waaromheen het dorpsleven zich manifesteerde. Waar ook gelegenheid was voor feesten en waar de rondreizende kunstenmakers hun kunsten vertoonden. Het kon volgens Barendse - die zich in 1952 als veiling- en bondsbestuurder terugtrok ten gunste van zijn zoon Leen niet anders of deze schoonheid moest voor een groot deel worden opgeofferd aan de vooruitgang. “Tot welk “vandalisme” dit heeft geleid is dan ook voor ieder waarneembaar, maar... het kon niet anders", zo vergoelijkt hij dat. Het Westland moest immers door zijn geweldige expansiedrang binnen de benauwende grenzen van de dorpen treden om in de omliggende polders het vak te gaan beoefenen. Volgens Barendse is het Westland toch het bijzondere gebied gebleven, dat de interesse van vreemdeling en landgenoot steeds trok, omdat het de streek blijft van de grote mogelijkheden op cultuurtechnisch gebied en ook onder de veranderde schoonheid de aandacht ten volle verdient. En die woorden worden tot op de dag van vandaag nog steeds bewaarheid. Barendse overleed in 1958 op 78-jarige leeftijd. De Jan Barendselaan - die begin jaren vijftig nog door Barendse zelf voor geopend is verklaard - is inmiddels verkeersluwer gemaakt. Onder meer omdat het zware verkeer nu over de Rijssenburgerweg wordt omgeleid. Een laan met zowel woningen als winkels, die herinnert aan een van de grootste voormannen, die het Westland heeft gekend.
|