Aantekeningen |
- Van Wikipedia:
Johannes Hendrik Eduard (Henk) Schilling was een Nederlands glazenier, schilder, reclameontwerper en docent. Hij signeerde zijn werk als J.H.E. Schilling en wordt gewoonlijk ook zo vermeld.
Leven en werk
Schilling was een zoon van postbode Johannes Hendrik Eduard Schilling (1868-1944) en Adriana Schuurman Hess (1865-1924). Hij trouwde in 1915 met Naatje (Hanna) Carels (1894-1978).
Schilling leerde vanaf zijn twaalfde het glazeniersvak in de praktijk bij Jan Schouten en Toon Berg op atelier 't Prinsenhof in Delft. Berg en Schilling verhuisden beiden naar Dordrecht, waar ze aan de slag gingen bij de Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek J.J.B.J. Bouvy. Daar leerde hij Albert Plasschaert kennen en toen deze in 1913 een eigen atelier in Rotterdam opende, kwam Schilling daar in dienst. Twee jaar later richtte hij zelf glasatelier 't Heilig Hart op, dat slechts een paar jaar bestond. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij opgeleid aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Hij kreeg er les van Simon Moulijn (litho), Ferdinand Oldewelt (modeltekenen) en Jacob Jongert (ornamentiek). Hij werkte vervolgens als decoratief tekenaar bij binnenhuisarchitect N.P. de Koo. De Koo was vormgever van de Pier Pandertempel in Leeuwarden, waarvoor Schilling de glas-in-loodramen maakte. Schilling maakte in die tijd ook grafisch werk (litho's, ex libris) en reclamemateriaal.
Na wat omzwervingen werkte hij van 1920 tot 1923 als technisch directeur en artistiek leider bij N.V. Crabeth in Den Haag, een atelier voor glasschilderkunst. In 1923 opende hij weer een eigen glaswerkplaats, in Voorburg. In 1929 werd Schilling benoemd tot leraar aan Academie Kunstoefening in Arnhem en bleef daarnaast actief als glazenier. In zijn Arnhemse periode kreeg hij diverse opdrachten via architecten Gerrit Feenstra, Evert Jan Rotshuizen en Van der Ven. Schilling gaf les aan onder anderen Henk van de Burgt, Theo van der Horst, Joop Janssen, Johan Mekkink Octave van Nispen tot Pannerden, Jan Schoenaker en Pieter Wiegersma.
De ramen van Schilling vertonen, net als zijn grafisch werk, begin jaren twintig de invloed van Antoon Derkinderen, Johan Thorn Prikker en Jan Toorop. Ze hebben een sterk symmetrische opzet en een decoratief en symbolisch karakter, met vloeiende lijnen en gestileerde figuren. Na 1924 worden de ramen rustiger en verhalender, terwijl eind jaren twintig bontgekleurde ramen ontstaan met veel kleine stukjes glas. Na 1935 worden de voorstellingen realistischer en vaak centraal in het raam weergegeven.
|