- 9-10-1969 (bidprentje): [kruisteken]
Tot Gedachtenis aan een groot en onvergetelijk man: Harry van Dielen (Hendrikus Martinus Johannes)
Geboren te Gendringen 7 november 1890 en daar gedoopt. 29 Oktober 1918 gehuwd met Wilhelmina Hendrika van Lent. Hij werd vader van vijf kinderen. Als veertienjarige jongen werd hij organist van de St. Martinus en heel zijn leven vervulde hij zijn taak zo trouw, dat bijna niemand anders “zijn orgel” bespeelde, en zo bespelen kon. De H. Gregoriusvereniging gaf hem de verdiende gouden medaille bij zijn 60-jarig organisten-jubilé.
Als parochiaan stond hij te midden van zijn dorpsgenoten, was een vriend van allen, een raadgever van velen en een getuige voor God. In het organisatie- leven en in het dorpsleven was hij vaak de animator. Op goed zeventigjarige leeftijd droeg hij zijn zaak over aan jongere handen, maar rust heeft hij nooit gekend; steeds aanwezig èn in de kerk èn waar hij hulp kon bieden. In hoeveel kerken in de omgeving heeft hij niet gespeeld?
Pro Ecclesia et Pontifice, de pauselijke onderscheiding mocht hij met ere dragen.
Bij ieder jubilé en vooral ook bij het gouden huwelijksfeest bleek hoe veel waardering zijn persoon vond bij dorpelingen en velen van buiten het dorp. Hij sprak de laatste jaren veel over het einde, maar niemand kon het geloven. Bij zijn laatste ziekte van een paar weken hoopte iedereen op beterschap. Hij was dankbaar voor alle goedheid, die de zijnen hem bewezen. Toch ging hij heen, plotseling, maar niet onvoorbereid. Zelf was hij overtuigd, dat zijn uur gekomen was. Het was 9 oktober 1969.
Op maandag 13 oktober d.o.v. is zijn lichaam na een plechtig gezongen Eucharistieviering te ruste gelegd op het R.K. Kerkhof te Gendringen.
Laten we bidden: goede God, bij het heengaan van deze goede man, vader en grootvader, deze musicus voor U, deze vriend van velen, danken wij U voor het vele goede, door hem van U ontvangen!
Onze troost is onze hoop, dat hij, die hier op aarde voor zovelen de ingang in het huwelijk tot een feest maakte en zovele overledenen de biddende wens meegaf, dat zij gedragen zouden worden in het paradijs en dat het blijvende Licht hen zou beschijnen, zelf mag ingaan in de vreugde van Uw stad en dat hij daar mag juichen tussen de koren der gelukkigen.
Maria, zo vaak en innig vereerd in ’t “Ave Maria” moge hem geleiden, Heer tot U.
|