Aantekeningen |
- Bij de 2e afbeelding:
Willem Jongeleen enkele jaren voor zijn overlijden.
Bij de 3e afbeelding:
Willem Jongeleen geportretteerd door de Delftse kunstenaar Herman Sanders.
Datering: 1985
Van: http://wajongeleen.blogspot.com/2017/11/willem-adrianusjongeleen-1886-1976.html
Jeugd
Op dinsdag 31 augustus 1886 wordt aan het Oosteinde 122 de jongste van de drie zonen geboren uit het huwelijk tussen Willem Jongeleen 1850-1924 en Theodora Steijger 1849-1923.
Ze kunnen op dat moment niet bevroeden dat die kleine Willem zo’n afwijkend, hard en lang leven tegemoet zal gaan.
De Jongeleenen in Delft bestaan uit een wijd vertakte familie van bijna allemaal stucadoors. Ondanks de ellendige economische en sociale omstandigheden die in Europa heersen aan het einde van de 19e eeuw is er voor de stucadoorsfamilie meestal wel werk te vinden en behoeft er geen armoede te worden geleden in de familie.
Al enkele jaren later blijkt Willem geen studiebol te zijn, en dat is dan nog zacht uitgedrukt. De lagere school maakt hij zelfs niet af. Zoals gebruikelijk in dit soort situaties schuift hij bijna automatisch het familiebedrijf in. Niet onmiddellijk als stucadoor, dat zeker niet. Hij zal het vak in de praktijk moeten leren en dat betekent onderaan beginnen. De eerste jaren is hij gewoon manusje van alles, boodschappenjongen, aanveger, steigerbouwer, aanmaker van specie en dergelijke. Als hij de nodige spierkracht heeft ontwikkeld mag hij ook de speciekuipen via een ladder het steiger op sjouwen zodat de stucadoors ongestoord door kunnen stampen met hun zware werk.
Wat ging er mis (versie Willem)
Als net 20 jarige stevige knul stuct hij al aardig mee met zijn vader, ooms en neven. Als de speciekuip bijna leeg is daalt Willem de steigerladder af en vult de kuip voor zover hij hem kan dragen en begint weer via de ladder aan de weg omhoog. En dan gaat het mis volgens Willem. Een trede van de houten ladder breekt door midden. Willem valt met de volle kuip op zijn nek door de ladder met zijn ene been aan de binnenkant van de ladder en met zijn andere been aan de andere kan van de ladder. Zijn huwelijksgereedschap is definitief verloren volgens de artsen.
Hij realiseert zich dat vanaf nu een normaal huwelijksleven en kinderen krijgen er niet meer inzit. Vrijgezel blijven vindt hij ook geen optie. Hij hoopt dat de artsen het mis hebben.
De gebeurtenis geeft zijn zelfvertrouwen een enorme knauw. Ook omdat hij er met niemand over kan praten verandert het karakter van hem in een humeurige en snel geïrriteerde jonge man.
Mede door dit ongeluk verlaat hij het familiebedrijf en wordt tuindersknecht.
Diverse bronnen bevestigen dat Willem na zijn scheiding meerdere keren per jaar naar de hoeren gaat. Of ze naar Delft (hotel Wilhelmina) laat komen.
Dit lijkt tegenstrijdig. Iemand die impotent is en toch een prostituee bezoekt. Het hoeft niet tegenstrijdig te zijn. Seksuele escapades waar een echtgenote niet van gediend is, worden door prostituees zonder moeite tegen betaling uitgevoerd.
Wat kan er (mogelijk) mis gegaan zijn
Er is geen sprake geweest van een ongeluk op de bouw. Willem constateert gaande weg zijn jeugd zijn homoseksuele geaardheid. Daarover praten is eind 19 eeuw onmogelijk. Zijn constatering moet vooral gezien worden in het tijdsbeeld van toen. Midden 19e eeuw werd homoseksualiteit nog gerekend tot het begrip “krankzinnigheid”, wat opsluiting in een gesticht kon inhouden.
Om aan de hoon, zo niet de uitstoting, van zijn omgeving te ontkomen of erger nog, om te worden opgesloten kan hij alleen maar zwijgen over zijn homoseksualiteit en zich als een hetero voordoen en gedragen inclusief het sluiten van een huwelijk. Een huwelijk waarvan hij weet dat dat gedoemd is te mislukken, ook omdat hij zijn vrouw zal moeten teleurstellen in zijn huwelijkse verplichtingen.
Verschillende bronnen die Willem gekend hebben zijn recent met deze veronderstelling geconfronteerd. Niemand is daar in het verleden openlijk mee geconfronteerd geweest maar sluiten het ook niet uit. Willem zelf heeft ook nooit iets in die richting gesuggereerd of ondernomen. De voetbalclub Concordia (allemaal mannen om hem heen), waar Willem ruim 35 jaar actief is geweest, heeft nooit enige melding daarover gehad.
Het ontdekken van zijn afwijkende geaardheid en het mislukken van zijn huwelijk maken van Willem een onzeker mens. Dit probeert hij te verbergen achter een masker van grimmigheid en onredelijkheid maar vooral door maar hard en lang te werken, dan kan hij alles vergeten.
Het regelmatig bezoeken van vrouwelijke prostituees is niet voor de hand liggend voor een homo. Of was dat ook een onderdeel van de totale façade om zijn homoseksualiteit te verbloemen?
Huwelijk.
Omdat de naaste familie bij het schrijven van deze reconstructie slechts in geringe mate informatie wil verstrekken over de onderlinge verhoudingen, familierelaties en belevingen in die jaren, wordt in deze onderstaande paragraaf verondersteld hoe vooral Maria het huwelijk en de nasleep moet hebben ervaren.
Maria van de Giessen krijgt verkering met Willem en gaat zonder enige voorkennis van wat haar te wachten staat het huwelijk in.
Al snel wordt zij geconfronteerd met een echtgenoot die geen behoefte heeft aan huwelijkse verplichtingen in bed. Gezien het nukkige karakter van Willem zal de oorzaak haar ook niet snel duidelijk worden. Wat wel duidelijk wordt, is dat er geen kinderen komen. En in die tijd werd vooral een vrouw daarop aangekeken.
De sfeer in het huisje aan de Doelenstraat zal weinig gezellig zijn. Het is niet duidelijk of Maria hulp zoekt bij haar familie, mijnheer pastoor of wie dan ook.
Het is begrijpelijk dat een jonge vrouw behoefte heeft aan een beetje genegenheid. Na enige jaren heeft ze die blijkbaar gevonden want 5 jaar na de huwelijksvoltrekking wordt het eerste kind geboren, een jaar later de tweede en weer twee jaar later een derde. Willem heeft altijd en tegen iedereen beweerd dat die drie niet van hem zijn maar van de kostganger, verwijzend naar zijn ongeluk.
Was er dan (misschien om financiële redenen) een kostganger in huis? Of zijn ook deze drie oudste kinderen verwekt door de buurman in de Doelenstraat, Simon Bremer.
Voor de officiële scheiding tussen Willem en Maria in 1921 wordt er nog een kind geboren dat twee jaar later overlijdt.
Na de officiële scheiding maar nog voor het huwelijk tussen Maria en buurman Simon worden nog twee dochters geboren. Wettelijk moet Willem aangifte doen van die geboortes.
Bij het huwelijk tussen Maria en Simon op 27 januari 1926 wordt aan de huwelijksakte toegevoegd dat Simon de laatste twee dochters, Cornelia 1924 en Clasina 1925 “echt”, ofwel erkent als zijn wettelijke en biologische kinderen.
Waarom dit zelfde ook niet gebeurt met de eerste drie kinderen, Willem 1918, Riet 1919 en Toon 1922 is niet duidelijk. Was er dan toch nog een andere verwekker, “de kostganger”? Wel worden ook deze drie oudste kinderen opgenomen in het nieuwe gezin van Simon Bremer. Zij zullen hem later ook altijd blijven zien als hun vader. Dat deze drie oudste kinderen de naam Jongeleen zijn blijven houden kan ook een ambtelijke regel zijn geweest uit die tijd of een te kostbare zaak om die namen nog te wijzigen.
Na de huwelijksdatum worden nog twee zonen geboren, Simon in 1927 en Jan in 1930. Het gezin bestaat dan uit 7 kinderen.
Simon Bremer staat in het bevolkingsregister ingeschreven als arbeider bij de NKF.
Zijn werk voor stalhouderij H.C. Janssen en Zn
Kort nadat Herman Janssen in 1919 de stalhouderij aan het Noordeinde overneemt van Chris de Wolf, biedt Willem zijn diensten aan als stalknecht. De drie zonen van Herman zijn nog wat jong dus hij maakt graag gebruik van zijn aanbod. Willem staat al op de loonlijst van de sportclub Concordia als terreinknecht. Bij Janssen gaat Willem los-vast werk doen en waarschijnlijk ook zo betaald worden.
De twee werkzaamheden zijn goed te combineren. Bij Concordia werkt Willem vooral in de avonduren en in het weekeinde. Een voordeel is ook dat de stal en het voetbalveld niet ver van elkaar verwijderd zijn, Laan van Altena en Noordeinde.
Als snel wordt duidelijk dat wat Willem tekort komt aan communicatieve vaardigheden met mensen hij in voldoende mate heeft als het om paarden gaat. Willem weet wat de dagelijkse routine is en wat nodig is om een paard te verzorgen en ze in te spannen voor een koets.
Veel instructie wil Willem niet hebben. Daar is hij allergisch voor.
Hij is begaan met zijn werk. Als een van de dieren ziek is blijft Willem slapen op de hooizolder. Om de paarden zo nu en dan van vers gras te voorzien gaat Willem met een platte wagen en geholpen door de oudste zoon van de eigenaar of een van de vaste koetsiers, richting TU wijk die dan nog maar half is afgebouwd en nog genoeg veldjes heeft waar je de zeis in kunt zetten.
Het dagelijkse ritme is in hoofdlijnen:
· Vroeg opstaan om te voeren en de paarden even rust te geven om te eten.
· Als er een stoet gepland staat naar een adres buiten Delft is het extra vroeg opstaan.
· Daarna arriveren de koetsiers om hun paarden te poetsen en in te spannen.
· Als de paarden uit hun stand (een staan/lig plaats tussen twee hangende balken) gehaald zijn kan er uitgemest en opgestrooid worden.
· Ook het voer, hooi en drinken wordt alvast klaargezet voor als de paarden terugkomen.
· Bij terugkomst van de stoet helpen uitspannen en de koetsen duwend in het koetshuis parkeren.
· s ’Avonds de laatste voerronde.
In het weekeinde hebben de koetsiers ook om de beurt voerdienst. En voerdienst houdt ook in uitmesten.
Janssen werkt veel met oproepkrachten voor het koetsierswerk. Toch komt het wel eens voor dat ze een koetsier tekort komen. In dat geval moet Willem ook maar koetsieren. Daar is hij goed toe in staat. Alleen Willem ziet er niet erg fris uit en de andere koetsiers zijn niet blij met zijn gezelschap. Hij krijgt de achterste koets en als hij op de bok zit een extra groot schootskleed om zodat zijn vuile broek en schoenen niet zichtbaar zijn.
Als de firma Janssen in 1962 besluit de stalhouderij te beëindigen is Willem al 76 jaar oud.
Zijn werk voor sportvereniging Concordia
Kort voor zijn scheiding treedt Willem in 1920 in dienst van de club. Officieel als terreinknecht maar in de praktijk ook als klusjesman, beheerder van de –toen nog piep kleine- kantine, en algeheel waakhond over de bezittingen van de vereniging.
Wie nu Concordia zegt denkt onmiddellijk aan de Brasserskade. Maar de loopbaan van Willem bij Concordia speelt zich in die jaren op andere plaatsen in Delft af. Tot 1951 aan de Laan van Altena (naast het Agnetapark), dan 7 jaar aan de Buitenwatersloot (tegenover de Kogelgieterij) en pas vanaf 1958 de verhuizing naar de Brasserskade. Willen is dan al 72 jaar.
Bij zijn aanstelling is het weekloon 6 gulden. Omdat Willem ook nog los-vast werkt als stalknecht bij Janssen komt hij aan een redelijk loon. Een weekloon voor een fabrieksarbeider in 1920 van rond de 10 gulden is geen uitzondering.
Als het bestuur hem jaren later voorstelt zijn loon op te trekken tot 7 gulden per week stemt Willem daarmee in om even later daar weer op terug te komen tot verbazing van het bestuur. Zijn argument is dat hij dan ook meer loonbelasting moet gaan betalen, en dat nooit.
Van Willem is bekend dat hij op zijn zachts gezegd een anti-autoriteit is. Alles wat met regels, wetten of overheid te maken heeft daar spuugt hij op (en Willem pruimt, het is maar dat u het weet). Maar als Willem vanaf 1951 AOW kan krijgen van die vermaledijde overheid wijst hij dat niet af. Ja, wie zegt dat je altijd consequent moet zijn.
Concordia is een vereniging die een jubileum niet snel ongemerkt voorbij laat gaan. Het rijke archief van de vereniging getuigt van talrijke jubileumboeken. In de traditie van de vereniging wordt zo’n boek ook gevolgd door een feest en een goed etentje.
In bijna elk jubileumboek over een periode waarin Willem actief is geweest voor de vereniging wordt hij genoemd. Meer dan wie ook. In zijn lange carrière bij Concordia heeft hij meerdere keren voor kortere of langere tijd gebivakkeerd (vooral s ’nachts) in de kantine om die te bewaken tegen plunderaars. Niets was Willem teveel als het om “zijn” Concordia ging.
Legendarisch is zijn hechte band en onvoorwaardelijke loyaliteit aan “mister Concordia” de Delftse huisarts Jan Thomée en lange tijd voorzitter van de vereniging. Het overlijden van Thomée in 1954 is een keerpunt in de relatie tussen Willem en de vereniging. Thomée was de enige die overwicht had op Willem en hem ook tot rede kon brengen. Want onredelijk was Willem bij herhaling.
Op het moment van overlijden van Jan Thomée is Willem al 68 jaar. De kwaaltjes nemen toe, de krachten nemen af, zo ook het geheugen. De laatste verhuizing van Concordia naar de Brasserskade in 1958 haalt hem nog verder uit zijn evenwicht. De gemeente Delft neemt het onderhoud aan de velden en sloten van alle daar gevestigde sportverenigingen over. Zaken waardoor de onredelijkheid van Willem alleen maar toeneemt en er is niemand meer om hem tot de orde te roepen. Hij neemt diverse keren ontslag, hij krijgt diverse keren ontslag maar hij wordt even zovele keren weer aangenomen. Maar langzaam aan groeit de verwijdering tussen de club en Willem.
Op dat moment (grofweg gezegd de laatste 15 jaar van zijn leven) is de stalhouderij van Janssen al opgeheven. Willem wordt een zwerver die zichzelf en anderen alleen maar tot last is.
In het boek “100 jaar Concordia in woord en beeld” met als subtitel “over de hele” voor het eeuwfeest van deze allround vereniging worden drie coryfeeën genoemd die zich hebben gepresenteerd. Drie uit een enorme rij van mensen die zich in die eeuw hebben inzet voor de club. Dat moeten dus wel illustere personen zijn. Tot die drie behoort Willem. Meer eer kun je een eenvoudige terreinknecht niet geven. Zeker als je ziet wie die andere twee zijn.
De ene is huisarts en jarenlang voorzitter, Jan Thomée met de welluidende bijnamen “de doc” en “het kanon”. De ander is Rein Reuter, eigenaar van een verffabriek aan de Coenderstraat en ook jarenlang voorzitter o.a. in de moeilijke wederopbouwjaren 1945-1950.
Al die jaren in dienst van Concordia kunnen niet voorkomen dat de relatie tussen Concordia en Willem in de laatste 15 jaar van zijn leven zodanig verandert dat alle mooie woorden in het verleden uitgesproken in jubileumboeken dan niet meer gelden.
nkomen.
In zijn goede jaren pakte Willem alles aan om te werken en geld te verdienen.
Volgens Herman Janssen kon hij dat geld er ook een paar keer per jaar snel doorheen jagen in de roze buurt van Den Haag.
Het kan zijn dat Willem om op te scheppen wel eens beweerd heeft, vooral bij Concordia, dat hij een vette spaarrekening had.
Na zijn 65e bestaat zijn inkomen alleen uit een AOW. Hij heeft geen pensioen inkomsten van Concordia. Tot de sluiting van de stalhouderij in 1962, Willem is dan al 76, werkt hij waarschijnlijk bij Janssen maar die heeft dan ook al een andere stalknecht. Verwacht mag worden omdat Willem het werk niet meer aankon.
Door de vele ruzies die Willem veroorzaakt bij Concordia is Willem, zeker na de dood van Jan Thomée in 1954, niet zo’n graag geziene gast meer bij Concordia, of beter gezegd niet meer te handhaven. Als Thomée overlijdt liggen voor Willem zijn beste jaren duidelijk achter hem.
De inkomsten in latere jaren bij Janssen en Concordia zullen dus magertjes zijn geweest.
Ron van den Engel, Concordiaan in goeden doen, 8 jaar lang eerste elftal speler en ruim 58 jaren jonger dan Willem, neemt ongeveer 8 jaar voor het einde van Willem’s leven het beheer van zijn financiële middelen officieel over.
Bij zijn dood resteert een gering bedrag op de spaarrekening, dat deels besteed wordt aan de fraaie door Willem gewenste begrafenis. Het restant wordt omgezet in een schenking aan de Bieslandhof in de vorm van een grote vogelvolière.
De eindafrekening deponeert Ron bij notaris Van Engen, Voorstraat 20.
Gezondheid en dagbesteding op latere leeftijd.
Willem is nooit een gezelschapsmens geweest maar als het werk wegvalt (Janssen als hij 76 jaar is, laatste ontslag bij Concordia ook rond die tijd) heeft hij niets meer te doen.
Concordia bekommert zich niet meer om Willem. Wel Concordiaan Paul Huisman, min of meer leeftijdgenoot van hem. Hij bezoekt Willem, probeert hem op te beuren en helpt hem met papierwerk. Helaas overlijdt Paul enkele jaren later.
ls ook de gezondheid van Willem achteruit gaat, hij krijgt staar, gaat dementeren, zijn de dagen lang en eenzaam voor Willem. Hij hangt wat rond in het centrum van Delft. Een geliefd plaatsje van hem is het postkantoor aan de Hippolytusbuurt. Zijn gedrag en zeker ook zijn uiterlijk storen veel mensen. Willem is vies, stinkt, kleedt zich in lompen en is grof tegen een ieder die hem te na komt.
Ron van den Engel komt door zijn werk als rookwarendistributeur veel in de binnenstad en ziet de totale aftakeling van Willem gebeuren. Hij besluit in te grijpen en neemt de rol van Paul Huisman meer dan over.
Ron bezorgt Willem 2x per dag eten, laat zijn vrouw zijn kleding wassen en zet hem regelmatig bij Ron thuis in het lavet om het ergste vuil af te spoelen. Door de al opkomende dementie kan Willem dat niet altijd waarderen en is soms zelfs vijandig en wantrouwend tegen Ron. De inzet van Ron trekt ook een zware wissel op het dan jonge gezin van Van den Engel.
Huisvesting
Na zijn scheiding in 1921 huurt hij een kamer aan de Verwersdijk 65c, in 1935 staat hij geregistreerd aan de Oostsingel 135 en vanaf 1949 huurt hij een voorkamertje aan de Voorstraat 29. Een kale ruimte zonder sanitair, zonder verwarming en zonder enig interieur of het moeten de vele vlooien zijn die er rond springen.
Zijn tanden en kiezen is hij (mede door zijn slechte persoonlijke verzorging) al jaren kwijt. Alles eten gaat dus ook niet meer. Wat wel gaat is pruimen. Een kwispadoor in zijn kamer op de Voorstraat vindt Willem niet nodig. Gewoon uitspugen in een hoek tegen de muur.
Willem moet zo waarschijnlijk wel 30 jaar hebben geleefd. Vermoedelijk leverde de periode dat hij nog werkte hem voldoende contacten op met mensen die deze primitieve en onhygiënische omstandigheden niet konden aanzien en was de situatie die Ron aantrof in de periode dat Willem niet meer (kon) werken en door de stad zwierf, wel de meest schrijnende.
Bekend is dat Willem in zijn goede jaren ook los werk verrichtte in het Hippolytus ziekenhuis. De zusters (nonnen?) daar zette hem ook regelmatig onder de douche en voorzagen hem van eten.
De schillenboer bracht zijn opgehaalde lading bij de stalhouderij en stortte die op het binnenplein aan de Annastraat. Willem haalde daar dan de voor hem nog bruikbare etenswaren uit, de rest ging naar de paarden.
Wanneer Willem, na zijn werk in de stalhouderij, op weg ging naar zijn werk bij Concordia aan de Laan van Altena ging hij een paar keer per week langs bij café Biljart aan het J.C. van Markenplein van de familie Langeweg. Willem ging in een hoekje zitten en kreeg een "prakkie" van moeder Langeweg.
Het laatste stukje
In de laatste jaren is Willem diverse malen opgenomen geweest in het ziekenhuis. Meestal met weinig of kortstondig succes. De staar bleef en de dementie werd alleen maar erger. Zelfstandig blijven wonen was geen optie meer. Ron heeft ervoor gezorgd dat Willem de laatste 3 jaar van zijn leven liefdevol is opgenomen in de Bieslandhof.
Om Willem nog wat afleiding te bezorgen haalt Ron hem zondags op en brengt hem naar Concordia.
Door zijn dementie is Willem alle zicht op de realiteit verloren en gedraagt zich dan weer als de terreinknecht. De terreinknecht waar iedereen, als was het maar voor je eigen veiligheid, ontzag voor had. De dementie zorgde er ook voor dat hij mensen ging betitelen met bewoordingen die hij zeker niet van zijn ouders had geleerd.
Met als triest hoogtepunt in juni 1974 het verzoek van het bestuur aan Willem, deels via Ron, om zich niet meer te vertonen op de terreinen van de club.
Om dit kracht bij te zetten is achteraf gebleken dat enkele vooraanstaande Concordianen hun contacten toen hebben aanwend om Willem op de gesloten afdeling van de Bieslandhof te krijgen. Dit is voor Ron van den Engel aanleiding om per direct zijn lidmaatschap van de vereniging op te zeggen.
Zijn laatste gang.
Op zaterdag 7 februari 1976 komt Willem te overlijden. Willem wilde graag door paarden naar zijn laatste rustplaats gebracht worden. In 1976 waren er in Delft geen stalhouders meer, Janssen was immers de laatste die al in 1962 de staldeuren sloot.
Via de uitvaartvereniging “de laatste eer” werd stalhouder Van der Lans uit Den Haag benaderd om deze rit te verzorgen. De Delftse Post van vrijdag 13 februari 1976 zou er zelfs nog aandacht aan besteden.
De stoet bestond uit een rouwkoets gevolgd door twee volgkoetsen. In de eerste volgkoets zaten op verzoek van Ron het personeel van de Bieslandhof die Willem hadden verzorgd, in de tweede koets zat Ron van den Engel.
Verdere belangstellenden hebben zich die dag niet laten zien. Geen familie, geen vertegenwoordiger van zijn voormalige baas, stalhouderij Janssen en geen vertegenwoordiger van zijn voormalige werkgever, de sportclub Concordia. Ook heeft geen van hen een advertentie geplaatst in een van de plaatselijke kranten.
Zo eindigde in alle stilte maar vooral ook in alle eenzaamheid een leven dat bij de betrokkene en bij de directe nabestaanden diepe sporen heeft nagelaten. Wanneer Willem nu geleefd zou hebben zou dit waarschijnlijk allemaal niet gebeurd zijn en had hij een normaal leven geleid.
Samensteller van deze reconstructie:
Ruud van Heusden
Delft, november 2017
|