Louis Marie Anne Couperus

Mannelijk 1863 - 1923  (60 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Media    |    Alles

  • Naam Louis Marie Anne Couperus 
    Roepnaam Louis 
    Geboorte 10 jun 1863  Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    • Gemeentearchief Den Haag:

      Kind
      Louis Marie Anne Couperus
      Vader
      John Ricus Couperus
      Beroep
      raadsheer in het hooggerechtshof van Nederlands-Indië
      Leeftijd
      47
      Moeder
      Catharina Geertruida Reijnst

      Getuige
      Johan Hendrik Franken
      Beroep
      ambtenaar
      Leeftijd
      49
      Getuige
      Gerrit Medenbach
      Beroep
      ambtenaar
      Leeftijd
      41

      Aangever
      John Ricus Couperus
      Beroep
      raadsheer in het hooggerechtshof van Nederlands-Indië
      Leeftijd
      47

      Gebeurtenis
      Geboorte
      Datum
      10-06-1863
      Gebeurtenisplaats
      's-Gravenhage
      Documenttype
      BS Geboorte
      Erfgoedinstelling
      Haags Gemeentearchief
      Plaats instelling
      Den Haag
      Collectiegebied
      Zuid-Holland
      Archief
      0335-01
      Registratienummer
      275
      Aktenummer
      1450
      Registratiedatum
      11-06-1863
      Akteplaats
      's-Gravenhage
      Collectie
      Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage
      Boek
      Geboorteakten Den Haag
    Geslacht Mannelijk 
    Beroep letterkundige 
    Beroep schrijver 
    Recordnummer 436992 
    Overlijden 16 jul 1923  De Steeg Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    • Gelders Archief:

      Overledene
      Louis Marie Anne Couperus
      Beroep
      letterkundige
      Geslacht
      Man
      Leeftijd
      60 Jaar
      Vader
      John Ricus Couperus
      Beroep
      geen beroep vermeld
      Moeder
      Catharine Geertruida Reijnst
      Beroep
      geen beroep vermeld
      Partner
      Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud

      Gebeurtenis
      Overlijden
      Datum
      16-07-1923
      Gebeurtenisplaats
      Rheden
      Documenttype
      BS Overlijden
      Erfgoedinstelling
      Gelders Archief
      Plaats instelling
      Arnhem
      Collectiegebied
      Gelderland
      Archief
      0207
      Registratienummer
      8690
      Aktenummer
      148
      Registratiedatum
      17-07-1923
      Akteplaats
      Rheden
      Collectie
      Rheden
    Aantekeningen 
    • Van Wikipedia:

      Louis Marie Anne Couperus was een Nederlandse schrijver en een van de eerste Nederlandse vertegenwoordigers van het literaire naturalisme.

      Couperus' werk omvat allerlei uiteenlopende literaire genres. Hij debuteerde met poëzie, maar legde zich vervolgens al snel toe op psychologische romans, waarmee hij de meeste bekendheid verwierf. Hij schreef daarnaast cultuursprookjes, historische romans en veel reisverslagen en columns. In het algemeen wordt hij gezien als een van de belangrijkste schrijvers uit de canon van de Nederlandse literatuur. De uitgave van zijn Volledige Werken (1987-1996) geldt als een van de eerste Nederlandse tekstedities die volgens wetenschappelijke, tekstkritische normen tot stand zijn gekomen.

      Biografie

      Vroege jaren
      Couperus werd op 10 juni 1863 geboren op de Mauritskade in Den Haag, in het pand op nummer 11, als jongste van elf kinderen. Couperus was de zoon van John Ricus Couperus (1816-1902), lid van de raad van justitie te Padang 1844 en te Batavia 1846, daarna raadsheer bij het Hooggerechtshof 1850, en van Catharina Geertruida Reynst (1829-1893), dochter van Jan Cornelis Reijnst (1798-1871), waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij was een achterkleinzoon van de koopman Abraham Couperus (1752-1813), later gouverneur van Nederlands-Malakka.

      De vader van Couperus was bij diens geboorte al gepensioneerd en drie jaar eerder met de hele familie vanuit Indië naar Den Haag gekomen. Louis' drie voornamen zijn die van drie zusjes die vóór zijn geboorte al gestorven waren. De kleine Louis werd op 19 juni gedoopt in de Waalse kerk in Den Haag. Het gezin Couperus vertrok op 8 november 1872 weer naar Nederlands-Indië, om Couperus' broers te helpen bij hun loopbanen en het familielandgoed Tjicoppo te bezoeken.[2] Zij kwamen daar op 31 december aan en vestigden zich in 1873 aan het Koningsplein te Batavia.

      In 1874 begon Couperus met zijn opleiding op het Gymnasium Willem III. Hier werd zijn interesse voor de klassieke oudheid gewekt. Hij had op dat moment al contact met zijn latere echtgenote, Elisabeth Baud, die tevens zijn achternicht was.

      In 1878 keerde het gezin terug naar Nederland, waar ze eerst aan de Nassaukade in Den Haag gingen wonen. In 1883 verhuisden ze naar het Nassauplein. Couperus verliet in 1881 de H.B.S. en studeerde verder voor een acte MO-Nederlands. In 1883 keerde ook Elisabeth Baud terug naar Nederland, waar ze ging wonen bij haar grootouders, Guillaume Louis Baud en Wilhelmina Jacobina Theodora Couperus. In mei van datzelfde jaar verkocht de vader van Couperus het landgoed Tjicoppo, in Nederlands-Indië. Couperus begon zijn literaire carrière in juli van dat jaar met het gedicht Erinnering, dat verscheen in het tijdschrift Nederland.

      In augustus 1883 werd de oudste broer van Couperus, Petrus Theodorus, wegens een geestesziekte opgenomen in een inrichting. In 1884 verhuisde de familie naar Surinamestraat 20. Couperus werd in juni 1885 benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en behaalde op 6 december 1886 zijn acte MO-Nederlands. In 1887 zette hij zijn omgang met Elisabeth Baud voort en begon zijn vriendschap met Gerrit Jäger.

      In december van datzelfde jaar begon hij aan zijn debuutroman, Eline Vere, een verhaal dat het jaar daarop als feuilleton verscheen in Het Vaderland en zeer populair werd. Op 3 maart 1889 verscheen het als boek. Hiermee had Couperus zijn naam als schrijver definitief gevestigd. Het boek was direct een groot succes en tot Couperus' overlijden verschenen hiervan 9 drukken. Hij had toen al twee dichtbundels gepubliceerd, die echter vrijwel onopgemerkt bleven.
      Reizen, grote romans en eerste onderscheiding

      Couperus maakte in juli 1889 een reis naar Scandinavië met zijn zwager Benjamin Vlielander Hein. In 1890 sloot hij vriendschap met jhr. J.H. Ram en maakte hij kennis met Maurits Wagenvoort. Hij ondernam in mei van dat jaar een reis naar Karlsbad en ontving op 12 augustus de Thiemeprijs voor Eline Vere.

      Op 13 oktober 1890 liet Couperus zich uitschrijven uit 's-Gravenhage, met de bedoeling zich voor langere tijd in Parijs te vestigen. Hij bezocht hier de Frans-Poolse schrijver Théodore de Wyzewa en woonde een lezing bij van Francisque Sarcey, een bekend journalist en toneelcriticus. Uit een brief aan zijn zus Trudy blijkt echter dat het verblijf in Parijs hem door de bank genomen erg tegenviel. Couperus keerde in januari 1891 alweer terug naar Den Haag, in verband met het overlijden van G.L. Baud, de grootvader van Elisabeth. Op 9 september 1891 trouwde hij met haar; de huwelijksreis ging naar Vlaanderen. Hoogstwaarschijnlijk was Couperus echter homoseksueel en bleef het huwelijk met Elisabeth Baud kuis. Het huwelijk met haar kan gezien worden als een maatschappelijk alibi en ook als oplossing voor de behoefte die Couperus had aan moederlijke zorg. Informeel noemde hij haar bij haar bijnaam Pop.

      Op 21 september betrok het paar de woning Villa Minta aan de Roeltjesweg, sinds 1935 Couperusweg 15, in Hilversum. In december van hetzelfde jaar werd Couperus door Lambertus Jacobus Veen van uitgeverij L.J. Veen benaderd om Extaze uit te geven.

      In februari 1893 begon Couperus aan een reis naar Italië en kwam in Florence. Op 15 februari, slechts twee weken nadat Couperus uit Nederland was vertrokken, overleed zijn moeder, zodat hij terug naar huis moest. In september reisde hij opnieuw af naar Italië, waar hij zijn eerste reisimpressies schreef. In december reisde hij door naar Rome. Hij sloot deze reis af met een bezoek aan Athene, waar hij wegens de armoedige omstandigheden maar korte tijd bleef.

      In december 1893 werd Couperus redacteur van het maandblad De Gids. In april 1894 reisde hij opnieuw af naar Italië en bezocht in Florence Ouida, de door hem sterk bewonderde schrijfster van kasteelromans. Kort voor haar dood zou hij haar nog eens ontmoeten. In juli 1894 betrok hij het huis aan de Jacob van der Doesstraat 123 in Den Haag. Couperus' vriend Gerrit Jäger pleegde in augustus van datzelfde jaar zelfmoord.

      Couperus trad op 30 april 1895 af als redactielid van De Gids. Hij vertrok in oktober weer naar Italië, waar hij in Rome de beeldhouwer Pier Pander leerde kennen. Ook in de jaren daarna (tot 1898) reisde hij veel binnen Europa, en ging meer naar Frankrijk, Duitsland en Engeland.

      In 1897 zegde Couperus zijn lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde op omdat hij van plan was naar het buitenland te vertrekken.

      Op 31 augustus, de zeventiende verjaardag van koningin Wilhelmina, werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius had Couperus als twaalfde en laatste kandidaat voor een benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voorgedragen. De dichteres Hélène Swarth had volgens de voordracht van de ministerraad bij dezelfde lintjesregen Ridder in de Orde van Oranje-Nassau moeten worden. Koningin-regentes Emma vond twee letterkundigen die tegelijk gedecoreerd zouden worden echter te veel. De keus viel op Couperus, maar voor de pas 31-jarige schrijver werd een benoeming in de exclusievere Orde van de Nederlandse Leeuw voorlopig te hoog geacht.

      In 1898 maakte Couperus een reis naar Londen. Het jaar daarop, in februari, volgde een reis naar Nederlands-Indië, waar hij in juni enige tijd verbleef te Tegal bij zijn zuster Trudy en zwager, resident Gérard de la Valette. Na de benoeming van De la Valette tot resident van Pasoeroean verbleven Couperus en zijn vrouw ook daar in het residentiehuis. Couperus begon er aan zijn roman De stille kracht, waarin Valettes residentie model stond voor de woning van een van de hoofdpersonen, de resident Otto van Oudijck.

      In maart 1900 keerde Couperus terug naar Nederland. In oktober van dat jaar vertrok hij samen met zijn vrouw naar Frankrijk, waar ze gingen wonen in hun huis 'Villa Jules', bij Nice. Couperus maakte van daaruit meerdere reizen naar Italië, waarbij hij onder andere Florence en Rome opnieuw bezocht. In 1901 overleed zijn vriend en mentor Jan ten Brink en in oktober 1902 ook zijn vader.

      In januari 1903 richtte Couperus, samen met Cyriel Buysse en Willem Gerard van Nouhuys, het literaire tijdschrift Groot Nederland op. Hierin verscheen een jaar later in delen zijn nieuwe belangrijke werk, de familieroman Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan.... In mei 1904 kocht L.J. Veen voor een groot bedrag de rechten op van alle tot dan toe verschenen werken van Couperus.
      Feuilletons, journalistiek, kleinere romans

      In de periode 1906-1910 heeft Couperus betrekkelijk weinig geschreven. Omdat zijn boeken in die jaren slecht verkochten, nam Couperus zich voor geen romans meer te schrijven. Hij vertrok in mei 1906 van Villa Jules naar Venetië en verbleef in juni te Bagni di Lucca, waar hij Giulio Lodomez ontmoette, die hij later zou laten figureren in romans als Orlando. Hij bracht tevens een nieuw bezoek aan Ouida in Camaiore. Het was inmiddels stil rond hem geworden: er werd nog maar weinig over hem geschreven en zijn boeken werden zelden en dan vaak lauw besproken. In Florence beschikte Couperus tot 1915 over grote vertrekken in een Zwitsers pension op de derde verdieping van het Palazzo Niccolini.

      In december 1909 begon Couperus zijn wekelijkse feuilletons in Het Vaderland en langere verhalen in Groot Nederland te publiceren. Hij wenste voortaan geen romans meer te schrijven. Hij schreef rond 1909 veel korte stukken over de oudheid. Dat werk werd later in twee bundels verzameld die de titel Antieke verhalen, van goden en keizers, van dichters en hetaeren en Schimmen van schoonheid kregen. Antiek toerisme kan worden beschouwd als een wat langer uitgevallen verhaal over het oude Rome en, als exotisch decor voor de Romeinse hoofdpersoon, het door Rome onderworpen Egypte.

      In augustus 1908 begonnen Couperus en zijn vrouw een pension in Nice; Couperus schreef enige korte verhalen en begon op 27 november 1909 met een wekelijks feuilleton in Het Vaderland. In mei 1910 overleed Frans, een broer van Couperus, en in december werd het pension in Nice beëindigd. Tot 1912 ondernam het echtpaar reizen naar Italië en Sicilië; in de laatste week van 1911 vertrokken ze vanuit Florence richting Sicilië. Wegens het slechte weer moesten ze enkele dagen in Napels blijven, waarbij ze de gelegenheid aangrepen om het Museo Archeologico Nazionale te bezoeken. In 1913 volgde een drie maanden durende reis door Spanje, samen met 'Orlando'. In september van dat jaar pleegde zijn vriend Johan Hendrik Ram zelfmoord. In maart 1914 won Couperus de Nieuwe Gids-prijs voor Antiek toerisme. Hij verbleef in juli 1914 een tijdje in München.

      In februari 1915 moesten Couperus en zijn vrouw vanwege de uitgebroken Eerste Wereldoorlog terugkeren naar Den Haag. Ze namen in eerste instantie hun intrek bij Couperus' zuster en zwager aan de Molenstraat, waarvan Couperus de volgende maand in Het Vaderland verslag deed. In augustus 1915 betrok hij een appartement op Hogewal. Er zijn aanwijzingen dat Couperus door deze gedwongen terugkeer zo wanhopig was, dat hij even over zelfmoord heeft nagedacht. In Den Haag trad Couperus nu voor het eerst op als voordrachtskunstenaar in kunstzaal Kleykamp in Den Haag. Hij ging aan de Hoge Wal 2 wonen en schreef opnieuw feuilletons voor Het Vaderland. In november bezocht hij Cyriel Buysse, waar hij de schrijver en sportman Henri van Booven ontmoette, zijn latere biograaf.

      In het voorjaar van 1916 schilderde Antoon van Welie zijn portret; daarnaast correspondeerde hij met de classicus W.E.J. Kuiper over diens essay betreffende Couperus' werk. Hij werd door de journalist S.F. van Oss aangenomen als medewerker van de Haagse Post en hield een interview met André de Ridder. In oktober 1917 vond de première plaats van een toneelbewerking, door Elisabeth Couperus, van Eline Vere; de belangrijkste actrice in het stuk was Else Mauhs.

      Levensavond
      In mei 1918 overleed Louis Couperus' zus Trudy. Bij de ramp met het stoomschip Amstel kwam in april 1919 ook Couperus' lievelingsneef Frans Vlielander Hein, aan wie hij De Ode had opgedragen, om, samen met diens echtgenote Enny Vrede. Enkele maanden laten schreef Couperus een nieuw testament, zijn derde. Daarin werd net als bij de vorige zijn vrouw als enig erfgenaam aangewezen, maar mocht zij eerder overleden zijn of tegelijk met hem sterven, dan zou er voor twee van zijn jeugdige nichtjes elk duizend gulden bestemd zijn. Voorts zou er met het resterende vermogen een stichting moeten worden opgericht om een naar Couperus genoemde prijs uit te kunnen reiken. Uit de rente van het kapitaal zou jaarlijks een bedrag moeten worden gegeven aan 'een Nederlandschen letterkundige (man of vrouw)', waarbij niet alleen moet worden 'gelet op de voortreffelijkheid van eenig met den prijs te bekronen werk, maar zeer zeker ook op de meer of minder gunstige financieele omstandigheden van hem of haar die voor den prijs in aanmerking kan komen'. Mocht Elisabeth haar man overleven, dan gaf hij haar in overweging 'zonder intusschen eenigen moreelen drang dienaangaande op haar te willen uitoefenen' de bedoelde stichting op te richten. Maar omdat Couperus inderdaad eerder overleed dan zijn vrouw, kwam de stichting niet tot stand.

      In oktober 1920 ondernam Couperus een reis naar Algiers. Op de terugweg deed hij Parijs aan en in juni 1921 reisde hij naar Londen. In februari 1922 maakte hij, als speciaal correspondent van de Haagse Post, een nieuwe reis naar Azië. Hij ging eerst naar Sumatra, Java en Bali. Op weg naar Indië deed hij hierbij voor de laatste keer in zijn leven Italië – deze keer Genua – aan. Hij logeerde op Sumatra onder meer bij gouverneur L.C. Westenenk. In deze tijd, in 1921, werd hij gefotografeerd door de toen wereldberoemde portretfotograaf Emil Otto Hoppé. Couperus bezocht tijdens deze reis ook nog China en Japan. In februari werd hij ernstig ziek tijdens zijn tocht door Japan, en lag gedurende zeven weken in een Japans ziekenhuis. In oktober 1922 was hij weer terug in Den Haag.

      Ter gelegenheid van Couperus' zestigste verjaardag was er een feestcomité gevormd. Er kwam een receptie en Louis Couperus kreeg ongeveer 12.000 gulden aangeboden. Het geld was door meer dan 500 personen en instellingen bijeengebracht voor de bouw van het huis in De Steeg waar hij zijn intrek zou nemen. Couperus' verjaardag werd groots gevierd in Den Haag, waarbij Lodewijk van Deyssel een toespraak hield en Couperus alsnog werd benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Begin juni 1923 trok het echtpaar Couperus in het huis, genaamd 't Sunneke, in De Steeg. Slechts zes weken later overleed de schrijver aldaar. Heden ten dage herinnert een bordje op de plek waar 't Sunneke heeft gestaan nog aan Couperus.

      Couperus overleed mogelijk aan een soort tuberculeuze bloedvergiftiging of een longvliesontsteking met een bloedvergiftiging.[16] Op 19 juli vond de crematie op Westerveld plaats. Zijn as werd later overgebracht naar Oud Eik en Duinen.

      Waardering
      Reeds tijdens zijn leven genoot Couperus niet alleen in het Nederlandse taalgebied, maar ook daarbuiten een zekere reputatie. Zijn werk werd veelvuldig vertaald, in Duitsland met name door Else Otten, in Engeland vooral door Alexander Teixeira de Mattos[noten 3] en later in Italië door Giacomo Prampolini.

      Tegen het einde van zijn leven was Louis Couperus dan wel een beroemd schrijver, maar zijn boeken verkochten slecht. De waardering voor Couperus' werk begon al tijdens zijn leven terug te lopen. Na zijn dood leek Couperus enige tijd in de vergetelheid te raken. Sommige eerste drukken waren tot in de jaren 40 nog uit voorraad leverbaar. Bij zijn honderdste geboortedag in 1963 was echter een opleving onmiskenbaar. Met name voor zijn romans was er steeds weer opnieuw belangstelling. Het verschijnen van een aantal biografieën, waaronder met name die van Frédéric Bastet uit 1987 en bewerkingen van zijn boeken voor toneel, film en televisie hebben daar zeker aan bijgedragen.

      In de laatste decennia van de 20e eeuw verscheen het werk van Couperus in een vijftigdelige wetenschappelijke editie, en aan de schrijver en zijn werk werden tal van artikelen en boeken gewijd. In 1993 werd het Louis Couperus Genootschap opgericht om liefhebbers van zijn werk bijeen te brengen en wetenschappelijk onderzoek naar het leven en het oeuvre van de auteur te stimuleren. Het Louis Couperus Genootschap riep het jaar 2013 uit tot Louis Couperus Jubileumjaar. De 150ste geboortedag op 10 juni 2013 was aanleiding om Louis Couperus (opnieuw) onder de aandacht van de lezer te brengen.

      Familierelaties
      Louis Couperus behoorde tot de Nederlandse patriciaatsfamilie Couperus. Dit was van oorsprong een Fries geslacht van kuipers, wier familienaam later gelatiniseerd werd. In dezelfde familie kwamen verschillende predikanten voor. Vroeger werd gedacht dat de familie afstamde van de Schotse familie Cowper, maar deze hypothese werd in 1962 ontkracht.

      In deze families werd vrij veel onderling getrouwd. Ook Louis Couperus trouwde met zijn eigen achternicht Elisabeth Baud. Haar beide grootmoeders waren zussen van Couperus' vader.
    Persoon-ID I436992  groeneveld
    Laatst gewijzigd op 20 mrt 2021 

    Vader John Ricus Couperus,   geb. 1816   ovl. 13 okt 1902, Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 86 jaar) 
    Moeder Catharina Geertruida Reijnst,   geb. 1829   ovl. 1893 (Leeftijd 64 jaar) 
    Gezins-ID F1616247229  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin Elsabeth Wilhelmina Johanna Baud,   geb. ca. 1868, Batavia (Ned. Ind.) Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 18 mrt 1960, Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 92 jaar) 
    Huwelijk 9 sep 1891  Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Type: civil 
    • Gemeentearchief Den Haag:

      Bruidegom
      Louis Marie Anne Couperus
      Beroep
      letterkundige
      Leeftijd
      28

      Bruid
      Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud
      Beroep
      zonder beroep
      Leeftijd
      23

      Vader van de bruidegom
      John Ricus Couperus
      Beroep
      zonder beroep
      Moeder van de bruidegom
      Catharina Geertruida Reijnst
      Beroep
      zonder beroep

      Vader van de bruid
      Jan Carel Willem Ricus Theodorus Baud
      Moeder van de bruid
      Johanna Wilhelmina Petronella Steenstra Toussaint
      Beroep
      zonder beroep

      Getuige
      François Marie Baud
      Beroep
      Burgemeester
      Leeftijd
      36
      Getuige
      Carel Servaas Hein
      Beroep
      zonder beroep
      Leeftijd
      46
      Getuige
      Benjamin Marinus Vlielander Hein
      Beroep
      advocaat lid van de eerste Kamer der Staten Generaal
      Leeftijd
      52
      Getuige
      Jan Joseph van Santen
      Beroep
      directeur van een handelsbank
      Leeftijd
      62

      Gebeurtenis
      Huwelijk
      Datum
      09-09-1891
      Gebeurtenisplaats
      's-Gravenhage
      Documenttype
      BS Huwelijk
      Erfgoedinstelling
      Haags Gemeentearchief
      Plaats instelling
      Den Haag
      Collectiegebied
      Zuid-Holland
      Archief
      0335-01
      Registratienummer
      724
      Aktenummer
      823
      Registratiedatum
      09-09-1891
      Akteplaats
      's-Gravenhage
      Collectie
      Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage
      Boek
      Huwelijksakten Den Haag
    Gezins-ID F1616247230  Gezinsblad  |  Familiekaart