Aantekeningen |
- In 1622 wordt Adriaen Matheusz van Langelaer beleend na dode van zijn vader met Groot Dashorst (Huis Amerongen 1177, fol. 55; 1622).
Erft op 31-03-1637 een deel van de tienden van Klein en Groot-Abbelaar van zijn vader. Deze gaan na zijn dood over aan Cornelis Huyberts van Wolfswinkel.
Erft op 02-11-1637 een (ander?) deel van de tienden van Klein en Groot-Abbelaar van zijn vader. Deze gaan na zijn dood over op zijn oudste zoon Matheus.
In 1649 eisen Adrijaen Matheusen van Langelaer en zijn zoon Matheus Adriaensz van Langelaer, als grootvader en oom de mombers van de twee onmonige kinderen opmaak van de boedel van zal. Reijertje Adriaens (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 113; 27-03-1649).
In 1654 machtigen Wilhem Adriaensz van Langelaer, won. Veenendaal, voor zichzelf; Gerrit Aertsz, won. Scherpenzeel; Cornelis Brantz en Jan Cornelis, beiden won. Renswoude, allen voor zichzelf en namens hun vrouwen; Aelbert van Santen, wed. Reyertgen Adriaens van Langelaer, als vader van twee onmondige kinderen; Anthonis van Hoeff, brouwer te Amersfoort (x Geurtje van Triest) en Johan Matheus van Langelaer, tegenwoordig absent, als mombers van Thonisgen en Adriaentgen, dochters van wijlen Adriaen Matheusz van Langelaer; Matheus Adriaensz van Langelaer; Cornelis Hendriksz Lam x Goortgen Adriaensz van Langelaer, won. Veenendaal. Allen erfgenamen van Adriaen Matheus van Langelaer x Mayken Fransdr van Trijest. Zij machtigen Matheus Adriaensz van Langelaer om voor het gerecht van Bunschoten twee dammaten land te verkopen aan Herbert Henricksz, voor 1200 gl. Zie ook fol. 45, 48 en 66. (AT007b003, f.33; 30-06-1654).
|