Aantekeningen |
- Bij de foto:
Hooftstraat nrs. 279 en 281: de oude smederij van A.L. van Vulpen. In de deuropening Maartje Sprey; geheel rechts staat Arie de Wit, de opvolger van Van Vulpen (foto, coll. J.A. Henry).
Uit De Viersprong, 24e jaargang nr. 92, augustus 2007
Wagenmakersfamilie Van 't Riet
Een verdwenen beroep in de hoofdstraat
Van 't Riet was niet de eerste wagenmaker in de Hooftstraat. Zijn voorganger. Jacobus van Vulpen, werd op 23 mei 1831 geboren te Driebergen en kwam in mei 1865 met zijn vrouw, Elizabeth van den Brink, en hun twee kinderen uit Kesteren naar Oudshoorn. Hij was smid en rijtuigmaker van beroep en vestigde zich in de Hooftstraat nr. 279. Jacobus overleed te Oudshoorn op 11 december 1903. Daarvóór had hij het bedrijf reeds overgedragen aan zijn zoon, Antonie Lukas van Vulpen.
Antonie werd op 24 juli 1860 in Kesteren geboren en kwam in 1865 met zijn ouders naar Oudshoorn. Hij groeide op in deze gemeente en trof daar zijn aanstaande vrouw, Maartje Sprey, dochter van de Alphense houthandelaar Jacob Sprey. Maartje werd op 12 november 1865 te Koudekerk geboren. Het huwelijk werd op 30 november 1905 te Alphen gesloten. Het echtpaar woonde aan de Hooftstraat nr. 279; Van Vulpen had in dit pand zijn smederij. Tegelijkertijd dreef hij op de nrs. 216-218, aan de landzijde van de Hooftstraat, een wagenmakerij. In 1905 liet Antonie zijn woonhuis en smederij vernieuwen en er werd achter het pand, met uitzicht op de Rijn, een serre gebouwd. In 1908 kreeg hij toestemming voor het bouwen van een nieuw woonhuis met schuur en erf en daarnaast een werkplaats voor de wagenmaker!). Nadat Antonie op 28 december 1918 was overleden, kwamen deze percelen aan zijn weduwe.
Maartje van Vulpen-Sprey verhuurde de smederij aan Arie de Wit, die de inventaris van haar overnam. Van deze De Wit weten we dat hij vrijgezel was, in december 1913 vanuit Gouda naar Oudshoorn kwam en in een kosthuis woonde. Het is niet duidelijk of hij in 1913 al als knecht bij Antonie van Vulpen kwam werken.
In 1935 droeg De Wit de inventaris van de smederij over aan Adrianus van Bodegraven, geboren op 10 september 1911 te Reeuwijk. Deze kwam in 1935 naar Alphen aan den Rijn en woonde van 22 september 1936 tot 4 september 1957 met zijn gezin op nr. 279. In 1943 liet hij de smederij verbouwen. Arie de Wit keerde in februari 1936 terug naar Nieuwerkerk aan den IJssel, waar hij op 19 november 1877 was geboren. In 1986 werd het pand nr. 279 opslagruimte voor Ottens Machinefabriek; het is inmiddels afgebroken.
Bij de overdracht van de smederijinventaris van De Wit naar Van Bodegraven in 1935 werd de volgende correspondentie gevoerd:
Alphen aan den Rijn,
Mijnheer,
Ik ben besloten om de zaak over te doen op zoo ongeveer deze voorwaarden die wij op een stukje op zegel zullen opmaken en die u dan ondertekent.
1. U verplicht zich om elk jaar 250 gulden af te lossen, dus als u hier begint bijvoorbeeld op l maart 1935, dan moet u op 1 maart 1936 250 gulden aflossen en zoo vervolgens elke jaar [tot]dat de som van 1.750 gulden is voldaan.
2. U bezorgt mij als u hier begint een nieuwe fiets die u wel heeft aangezien u ook rijwielen in voorraad heeft, zoo als u mij gezegd heeft; dan behoeft u van het genoemde kapitaal [van]
1.750 gulden ook geen rente te betalen, dus als u nu op deze voorwaarde in wil gaan en die is toch niet zoo bezwaarlijk, geloof ik, zullen wij het wel eens worden maar zoals u mij vertelde dat op eigen kost wilde gaan, dat raad ik u ten zeerste af om in de smederij te gaan slapen; dat geeft zo'n armoedig gezicht en er zal hier nog wel een kosthuis, niet te duur, te krijgen zijn. Want u gaat toch 's zaterdags naar huis. Verder de groeten en uw antwoord verwachtend, w.g. A. de Wit.
Huurkoop contract van Adr. van Bodegraven
Ondergetekende, Adr. van Bodegraven, meester smid, Hooftstraat te Alphen aan den Rijn verklaart bij deze dat hij van Arie de Wit, meester smid te Alphen aan den Rijn, de smederij inventaris met alle voorraden ijzer heeft overgenomen op één Maart 1935 voor de somma van zeventienhonderd en vijftig gulden, zegge f l. 750, onder de navolgende bedingen: dat ondergetekende verplicht is eenmaal per jaar telkens op één Maan van ieder jaar in mindering van de koopsom twee honderd en vijftig gulden af te lossen, voor het eerst op één maart 1936 en zoo vervolgens ieder jaar tot het gehele bedrag is afgelost.
Alpben aan den Rijn, 1 maart 1935 w.g. Adr. van Bodegraven.
|