Aantekeningen |
- Ook: van de Haar
UIt het minuutplan van Amerongen, waarop de eigendommen van de percelen grond in 1832 staan weergegeven, blijkt geen eigendom van Reijer Reijers van de Meent, noch enige ander Van de Meent.
Militairen in het leger en bij de marine van Napoleon
lezing door dhr. drs. J.A. Paasman
Na de komst van Franse troepen onder generaal Pichegru in 1795, was de Bataafse Republiek tot 1806 een vazalstaat van Frankrijk en verplicht tot het onderhouden van Franse troepen, betalen van oorlogschatting en afstaan van land. Daarna benoemde keizer Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon tot koning. Deze bleek zich niet volgzaam te gedragen en was de Nederlanders goed gezind; zo voerde hij de dienstplicht niet in. Wel leverde hij 10.000 soldaten die bestonden uit vrijwilligers en ook wezen en armlastigen (gealimenteerden): zo hoefde de overheid hun niet te helpen onderhouden.
Onderdeel van het Franse keizerrijk
In 1810 werd het koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Deze periode (1810-1813) heeft veel overeenkomsten met de periode 1940-1945 en heeft in vele gezinnen minstens zoveel leed gebracht. Het departement Holland, waartoe toen het gebied beneden de Maas en Zeeland niet behoorde maar wel het huidige Oost-Friesland, telde in 1811 ruim 1.700.000 inwoners. Daarvan hebben ongeveer 35.000 op de een of andere manier te maken gehad met de Franse krijgsmacht: tenminste 28.000 in het actieve leger en de marine van Napoleon, plus scheepstimmerlieden, bakkers en aardwerkers ("putjesscheppers") bij de fortificaties van Den Helder en op Texel. Het verliespercentage wordt geschat op ruim 70%, vooral door de veldtocht naar Rusland.
Inschrijving en loting voor de dienstplicht
Jongens geboren tussen 1788 en 1793 (volgens doopboeken e.d.) kregen een oproep. Ze moesten naar het gemeentehuis van hun wettige domicilie en werden daar ingeschreven in het Journal du Maire (hierop kwamen ook aantekeningen van vrijstelling en gezondheidstoestanden). Per canton werd een alfabetische lijst samengesteld voor de loting, met de volledige signalementen, ouders en beroepen, vaak bewaard in de gemeentearchieven; hierop kwamen vaak ook de leger- of marineonderdelen. Een opgeroepen loteling moest een briefje met een nummer uit een emmer trekken, trekkingslijsten zijn vaak niet bewaard gebleven. Een laag nummer betekende dat hij bijna zeker opgeroepen zou worden. Daarna volgde een keuring waarvan het resultaat vaak op de alfabetische lijst kwam. Doordat er vaak werd gesimuleerd kwamen er herkeuringen; ook hier zijn lijsten van.
Een loteling met een laag nummer kreeg later een oproep zich te melden in de hoofdplaats van zijn departement, waar de Raad van Rekrutering gevestigd was. In groepen gingen ze te voet naar hun garnizoensplaats in Noord-Frankrijk. Er zijn brieven bewaard gebleven; hieruit blijkt berusting in hun lot, opgelegd door de Voorzienigheid, die ook maar moest zorgen dat het lot een goede keer nam. Een geplande invasie in Engeland ging niet door. Wel gingen er regimenten infanterie naar Rusland. Slechts een klein deel kwam terug, door honger, kou en andere ontberingen, vooral bij de Berezina, vaak zonder een vijand te hebben gezien. Krijgsgevangenen werden slecht behandeld. Van alle onderdelen in het Franse leger en de marine bestaan stamboeken (matricules). De adressen zijn:
Landleger:
(Monsieur le Chef du) Service Historique de l'Armée de Terre,
Château de Vincennes,
B.P. 107,
0481 Armes
(Er persoonlijk heen gaan is effectiever dan schriftelijk informatie vragen.)
Marine:
Marine Nationale,
Service Historique,
Archives et bibliothèque,
57 Rue de l'Abbaye
B.P. 31
50115 Cherbourg Naval
(Hier is men behulpzamer.)
Plaatsvervangers en nummerwisselaars
Er waren twee mogelijkheden zich te laten vervangen.
Indeplaatsstelling: vervanging door een remplaçant, niet ouder dan 30, niet dienstplichtig, medisch goedgekeurd, met bewijs van goed gedrag en eventueel de toestemming van de ouders/voogd of de echtgenote.
Nummerwisseling: iemand met een laag nummer wisselde met een dienstplichtige van dezelfde lichting in hetzelfde canton met een hoog nummer.
Er werd een contract opgemaakt over de duur en de financiële regeling (bewaard in notariële archieven). Er zijn processen bekend over niet nagekomen verplichtingen en bij onduidelijkheid over het overlijden (bij de Rechtbanken van Eerste Aanleg). De dienstplichtige bleef zelf verantwoordelijk: bij afkeuring of desertie moest hij zelf opkomen. De vervangers waren veelal arme sloebers, soms ook avonturiers.
Dienstweigeraars en deserteurs
Dienstweigering nam toe. Iemand werd als dienstweigeraar beschouwd als hij of zijn gemachtigde niet kwam opdagen voor de loting; hij kreeg dan een laag nummer. Varensgezellen vertoefden vaak al jaren elders: dit werd vaak niet afdoende bewezen. Ook moest vaak met getuigen bewezen worden dat iemand al overleden was. Bij dienstweigering ging een proces-verbaal naar de Rechtbank van Eerste Aanleg: daar werd het afgedaan als een overtreding met standaard veroordeling: een boete plus de kosten. Vanaf 1805 waren ook de ouders verantwoordelijk en ze konden inkwartiering krijgen op hun kosten (voor overvloedige maaltijden en de verzorging van de paarden), tot de gezochte zich had gemeld. Voor het zover kwam, werd de burgemeester (maire) verzocht een onderzoek naar de verblijfplaats in te stellen: er zijn veel rapporten hierover in havensteden en op eilanden.
Dienstweigering in Overijssel (Bouches de l'Isle/Monden van de IJssel) had in 1812 zo'n grote omvang aangenomen dat harde maatregelen werden geëist. Plaatsvervangend prefect Ter Pelkwijk vond garnizoenlegging te grof. Hij plaatste een advertentie met de oproep zich alsnog te melden en uitgelote dienstplichtigen werden aangespoord om behulpzaam te zijn, anders werden ze alsnog opgeroepen: in feite een oproep tot verraad. Er kwamen vliegende brigades voor huiszoekingen. O.a. in Staphorst is veel gebeurd. Deserteurs werden bestraft met de kogel of dwangarbeid (levenslang of bijvoorbeeld 7 jaren) plus boete. Ook de ouders waren aansprakelijk. Er zijn signalementen in de gemeente-archieven.
Vermisten en teruggekeerden
Er zijn lijsten gemaakt van vermisten maar deze zijn vaak niet te vinden. De Garde d'Honneur werd thuisgehaald met muziek en erepoorten. Als Jan Soldaat al thuiskwam had hij gewoon zijn plicht gedaan en kon hij zich direct melden voor het vaderlandse leger. Ook kwam het voor dat een deserteur in het buitenland trouwde en later terugkeerde.
Bronnen
Behalve de genoemde bronnen zijn ook de volgende van belang:
In het Nationaal Archief (ARA): toegang 2.01.19 inv.nr.152 voor de overlijdensakten (veelal Franse schrijfwijze voor Nederlandse namen)
Archieven van de (onder-)prefecten in de RA's: (b.v. arrondissement Zwolle: inv.nr. RAO 21)
Huwelijkse bijlagen: uit een akte van bekendheid moest blijken dat de vader in Franse dienst was geweest en vermist werd.
Akten van naamsaanneming: vaak staat erbij dat de zoon in dienst was.
Notariële archieven en archieven van de Rechtbanken van Eerste Aanleg: bij boedelscheidingen en erfenissen met een vermiste militair als partij.
Krantenartikelen: uit die periode en over de 50-jarige herdenking van de Franse nederlaag.
Boeken: over de veldtochten, e.d.
BRON: lezing op 27-2-2001 te Zwolle over 'De vergeten bezetting door dhr. drs. J.A. Paasman
|