Hugo Groeneveld

Mannelijk 1894 - 1968  (73 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Media    |    Alles

  • Naam Hugo Groeneveld 
    Geboorte 1 sep 1894  Dordrecht Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Geslacht Mannelijk 
    Opleiding tot 1912 
    H.B.S. 
    Opleiding 1913 
    onderwijzersakte L.O. 
    Opleiding van 16 jan 1917 tot 11 jun 1919 
    post- en Telegraafschool te Rotterdam 
    Beroep chef seinzaal 
    • telegraafkantoor te Arnhem
    Beroep directeur 
    • Post- en Telegraafkantoor Alkmaar
    Verblijfplaats van 1927 
    Adres:
    Bankastraat 1
    Nijmegen 
    Beroep van 1 okt 1935 
    referendaris 
    • op het kantoor der Inspectie Noord-Holland
    Referentienummer
    Verblijfplaats van 1 okt 1935 
    Adres:
    Jan Miense Molenaerplein 18
    Heemstede 
    Verblijfplaats tot 1968 
    Adres:
    Willem de Zwijgerlaan 80
    Alkmaar 
    Recordnummer 86459 
    Overlijden 8 jun 1968  Alkmaar Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Aantekeningen 
    • Bij de foto:
      v.l.n.r.: Hugo, Lida, Aat en Annie


      Uit GroeneveldContact, nr. 62, augustus 2009, geschreven door Aat Groeneveld uit Heiloo (zoon van Hugo):

      WONINGINRICHTING ANNO 1927
      Oude paperassen die in de familie bewaard zijn gebleven, kunnen soms een verrassende kijk geven op het leven van onze voorouders. Dikwijls zijn dit bijvoorbeeld akten van scheiding en deling van een nalatenschap, maar in dit geval was het een nota die mijn zus had gevonden. Zij verraste mij met de nota van de volledige inrichting van het huis dat onze ouders, Hugo Groeneveld en Johanna Wilhelmina Hendrika Schoonman, betrokken na hun huwelijk en dat ook mijn geboortehuis is.

      Hugo (geb. Dordrecht 1-9-1894, stam D tak Barend) werkte, nadat hij na driejaar militaire dienst in 1917 als le luitenant was afgezwaaid, vanaf 1919 als commies in Arnhem bij de PTT. Op 1-3-1924 werd hij overgeplaatst als beheerder naar het kantoor in Brummen. Daar leerde hij Annie Schoonman kennen, een boerendochter die met haar broer en haar moeder op de boerderij Groot-Zuidwijk in de buurtschap Cortenoever woonde. Haar vader stierf in 1905 toen zij drie jaar was, aan longontsteking, en sindsdien leidde haar moeder het bedrijf.

      Het zal Hugo wel hebben gespeten dat hij op 28 september 1924 al weer werd overgeplaatst, deze keer naar Nijmegen. Toch was het verblijf van 7 maanden in Brummen blijkbaar lang genoeg voor beide jongelui om zich op 6 januari 1925 te verloven, waarna zij op 18 augustus 1927 in Brummen trouwden.
      Er werd in Nijmegen een huis gehuurd, Bankastraat l, en de Brummense fa. Janssen kreeg de klandizie voor de levering voor het merendeel van de inboedel en de stoffering. Het moet een tamelijk ruim huis zijn, wat valt af te leiden uit de nota, die de levering per ruimte specificeert.

      Uit de vijf foliokantjes tellende nota blijkt dat het meeste geld werd gestoken in de salon, met oa. de nodige tafels en fauteuils, een haardbankje, een theetafel, een muziekkastje (voor het bergen ven de bladmuziek) en een spiegel, en op de vloer 23 meter moquette vloerkleed op twee lagen viltpapier met tabak onder het kleed (tegen de motten!). In dit vertrek werd een sjaal gedrapeerd voor f.2,- en werden gevoerde gordijnen opgehangen aan eikenhouten gamituur, en batisten gordijntjes aan koperen 'roeien'.

      In de woonkamer valt op de levering van een dienbak op schraag, een dames- en een herenfauteuil, en op de vloer 8 meter linoleum, twee karpetten, een deurkleedje en een spiegel. De overgordijnen waren van gevoerd velours, evenals de glasgordijntjes opgehangen aan koperen montuur. Voor de schoorsteen werd voor f.4,50 velours geleverd.
      In de gang werden 4 meter moquette-loper en een mat gelegd, en een kapstok met kapstokkleed geleverd, alsmede 3,15 m madras (een gordijnstof).

      In de keuken kon volstaan worden met een mat, een tafel met stoel, een lampenkapje en gordijntjes met latjes.
      De trap werd voorzien van een loper, de overloop werd evenals de badkamer en het kantoor belegd met balatum en voorzien van vijf wollen matjes.
      Voor het kantoor (nu zouden wij dit een studeerkamer noemen) werd een fauteuil met leer geleverd. Het bureau kwam dus ergens anders vandaan.
      Op de slaapkamer MM (mijnheer en mevrouw) werd linoleum gelegd en een ameublement geleverd, dat gezien de beide staalmatrassen een lits-jumeaux was, voorzien van 3-delige kapokmatrassen met peluws en van overdekens en dekkleden. Ook hier drie kleedjes op de vloer en 35,40 meter cretonne (voor gordijnen en spreien?)
      Voor de logeerkamer werd alleen vitrage met koperen garnituur geleverd (waarschijnlijk was deze kamer reeds voorbestemd om t.z.t. als babykamer te worden ingericht)
      Op de boventrap kwam een loper en de bovenkamer keeg en spiegel en twee kleedjes.
      Verder komen we op de nota nog tegen: (gordijn)ringen, poulis, koorden, steunen, trekkers, knoppen, garen, spijkers, duimen en bordenhangers, het inlijsten van diverse schilderijen en plaatjes en het repareren van enkele tafeltjes en stoelen, welke laatste dus reeds in bezit waren van het echtpaar.
      Voor het vervoer van Annie's piano naar Nijmegen werd f.2,-gerekend en voor het ophalen en verpakken van meubelen f.5,-Voor het vervoer naar Nijmegen staat f.29,30 op de rekening. Het plaatsen van meubelen, schilderijen, gordijnen, vloerkleed salon, linoleum, Balatum en lopers vergde :
      1 dag van 6.30 u 's morgens tot 9 u 's avonds en 6 dagen voor
      2 man en spoorkosten f,96,10,

      De nota beliep in totaal f. 2422,20, inclusief het zegel van f.0,10. Vergeleken met het maandsalaris van Hugo, dat toen f. 250,- bedroeg, leverde Janssen dus voor een bedrag waar Hugo tien maanden voor moest werken. Het jonge paar zal dus een flinke spaarpot hebben gehad (vaders erfdeel van Annie zal wel een rol hebben gespeeld, want de nota is gesteld op naam van mevrouw Groeneveld-Schoonman). Het lenen van geld was voor mijn ouders geen optie, want hen kennende was het eerst sparen, en daarna pas kopen.
      Opm. De tussen haakjes geplaatste teksten zijn interpretaties van de auteur.




      Uit GroeneveldContact, nr. 66, januari 2011, geschreven door Aat Groeneveld uit Heiloo (zoon van Hugo):

      Op 1 september 1894 werd Hugo Groeneveld in Dordrecht geboren als oudste zoon van Gabriël Groeneveld en Maria Groeneveld, achterneef en -nicht uit stam D tak Barend. Het gezin zou later nog worden uitgebreid met een dochter Maria en een zoon Arie, die op 22-jarige leeftijd bezweek aan een longontsteking.

      Het gezin verhuisde begin 1900 naar Breda, omdat vader Gabriël, die ambtenaar was bij de Staats-Spoorwegen, werd overgeplaatst. In Breda behaalde Hugo in 1912 het diploma 5-jarige HBS en eenjaar later de onderwijzersakte L.O.

      Daarna begon met de opkomst voor eerste oefening op 21 juli 1913 bij het 6e Regiment Infanterie zijn loopbaan als reservist die zich had aangemeld als aspirant-vaandrig. Die eerste oefening stelde destijds niet zoveel voor, want al op 18 september 1913 ging hij als reserve-korporaal met onbepaald verlof. Lang duurde dit verlof niet, want 20 juli 1914 kwam hij terug in werkelijken dienst.

      Op 1 augustus 1914 was in Nederland de mobilisatie afgekondigd en dat betekende dat zijn plannen voor een maatschappelijke carrière daardoor vertraging opliepen. Hugo zag blijkbaar zijn toekomst niet liggen in het onderwijs, maar hij ambieerde een functie als hoger ambtenaar bij de Post-en Telegraafdienst. Dat blijkt uit zijn zelfstudie voor het vergelijkend surnumerairsexamen Post en Telegraaf, waarvoor hij 29 januari 1915 slaagde met rangnummer 2. Dit diploma was vereist om toegelaten te worden tot de Posten Telegraafschool.

      Tijdens de mobilisatie resulteerde de opleiding in de benoeming tot vaandrig op 30 maart 1916 en gelijktijdige overplaatsing naar het 14e Regiment Infanterie, waarbij hij opl? augustus 1916 werd benoemd tot reserve-2e luitenant.

      Wanneer hij werd gedemobüiseerd is uit mijn archief niet op te maken, maar op 16 januari 1917 begon hij zijn studie aan de Post-en Telegraafschool in Rotterdam, waar hij op 11 juni 1919 slaagde voor het eindexamen. Zijn eerste standplaats als commies was Arnhem, als chef seinzaal op het telegraaf-kantoor. Gedurende een overplaatsing van ruim een halfjaar op l maart 1924 naar Brummen maakt hij kennis met Annie Schoonman, een boeren dochter die woonde op de boerderij Groot-Zuidwijk. Hugo werd 28 september 1924 overgeplaatst naar Nijmegen. De verloving op 6 januari 1925 werd gevolgd door het huwelijk op 18 augustus 1927. Het paar vestigde zich in Nijmegen op Bankastraat 1.

      Zijn PTT-loopbaan bracht hem daarna via de standplaats Den Haag naar Haarlem, waar hij op l oktober 1935 als referendaris op het kantoor der Inspectie Noord-Holland werd benoemd. Het gezin met echtgenote, zoon en dochter vestigde zich in Heemstede, Jan Miense Molenaerplein 18.

      De functie van reserve-officier betekende voor Hugo dat hij bijna elk jaar 1 tot 3 weken voor herhalingsoefeningen werd opgeroepen. Ondertussen draaiden de ambtelijke molens door en volgden bevorderingen tot reserve-1e luitenant op 17 augustus 1920 en op l september 1935 tot reserve-kapitein. In 1936 kreeg hij toestemming om het onderscheidingsteken te dragen voor 20 jaar trouwe dienst als officier.

      Toen de internationale spanningen in 1939 steeds verder toenamen besloot de Nederlandse Regering op 25 augustus tot vóórmobilisatie, drie dagen later gevolgd door mobilisatie. Hugo was commandant van de verbindingsafdeling van het 38e Regiment Infanterie (reserve-regiment van 14 R.I.), dat in Zeeland was gelegerd. Als officier was hij ingekwartierd bij het landbouwersgezin Kakebeeke in Krabbendijke op Zuid-Beveland.

      Vanaf 9 mei 1940 om 21.00 hield Hugo, grotendeels op kleine berichten-memo's, een dagboek bij in telegramstijl. Citaat: Donderdag 9 mei 21.00 Bericht ontvangen, dat stelling 's nachts 3.00 volledig strijdv. moest zijn; overste [Bruins], die met enkele offn bij burg. was, gewaarschuwd, nacht 9/10 op cp doorgebracht. Dachten: alarmoef. De notities eindigen op het moment dat hij op 9 juni weer voet op Nederlandse bodem zette.

      De oorlog, die in de vroege ochtend van 10 mei 1940 uitbrak, met om 2.30 u meldingen van overtrekkende Duitse vliegtuigen, duurde in Zeeland enkele dagen langer dan tot 15 mei, omdat het Commando Zeeland niet in de capitulatie van de Vesting Holland was betrokken. Als verbindingsofficier kon hij zijn parate kennis van de Franse taal nuttig maken in de nodige contacten met de Franse militairen die ons leger op Zuid-Beveland waren komen versterken.
      Op 16 mei 1940 werd Zuid-Beveland door de Duitsers bezet en in de loop van de middag werd Hugo in Borssele, waarheen de regiments-commandopost inmiddels was verplaatst, krijgsgevangene gemaakt en daarna in Yerseke in een school ondergebracht (Gefangenensammelstelle), na in Goes wapen en uitrusting te hebben moeten afgeven.

      In de avond van 17 mei begon een reis te voet, per autobus en vanaf 19 mei per trein vanaf Boxtel naar Durchgangslager Stalag VI F in Bocholt, met overnachtingen in tijdelijke kampen onderweg. Aankomst 20 mei in de vroege morgen. Op 22 mei werd de reis om 16.50 u per trein voortgezet via Heidelberg naar Weinsberg bij Heilbronn in het Neckardal, waar 23 mei om 9.00 u het Oflag V A de bestemming bleek te zijn.

      Na de zoveelste registratie (onderweg was dat ook al enkele keren gedaan) was er voor het eerst gelegenheid om te baden en werden de krijgsgevangen officieren in barakken met kribben gelegerd. Het eten was soms behoorlijk, maar ook vaak matig tot slecht en voor de verstrekte kamptoelage in Marken konden in de cantine dranken, toiletartikelen en ansichtkaarten worden gekocht. Hugo werd aangewezen als kameroudste, en ook als barakcommandant, wat enig administratief werk met zich meebracht zoals de distributie van rookwaar. Door reserve-veldpredikers werden godsdienstoefeningen geleid, soms zelfs in de Evangelische Kirche in het nabijgelegen Weibertreu en er waren uitvoeringen van eigen (kerk)zangkoren. Er kon worden gegymd, en het zal voor Hugo een nieuwtje zijn geweest dat hij zijn eigen plunje zelf over de hand moest wassen, want dat was iets wat hem onbekend was.

      Wat opviel is dat het toegestaan was om in groepsverband 's middags om de andere dag (niet alle kampbewoners tegelijk!) wandelingen van meer dan 2 uur in de bergachtige omgeving te maken.

      Op 8 juni 1940 werd door de Duitse kampleiding bekend gemaakt dat nog dezelfde dag de terugreis per trein naar bezet Nederland zou worden aanvaard. De 827 officieren vertrokken 's-avonds in twee transporten. De reis van Hugo ging via Heidelberg, Mainz, Keulen , Düsseldorf, Bocholt, Rheine, Bentheim en Oldenzaal naar Enschede, waar men 9 juni om 19.00 u arriveerde. De laatste notitie vermeldt: "Ned. sig." Hier eindigen de dagelijkse aantekeningen, zodat kan worden verondersteld dat ieder daarna zijns weegs kon gaan.
      Het zou voor Hugo niet bij dit korte verblijf in een Duits krijgsgevangenenkamp blijven, want in 1944 zou hij er opnieuw mee kennismaken.

      Na thuiskomst werd het dagelijks leven weer opgepakt. Het kantoor van de Inspectie aan het Kenaupark in Haarlem werd door de bezetter gevorderd, waardoor moest worden verhuisd naar een pand aan het Oranjeplein.

      Nadat de Duitse bezetter in juli 1940 al uitdrukkelijk had verboden om naar radiouitzendingen uit Engeland te luisteren, had deze als nieuwigheid in januari 1941 de luistervergunning ingevoerd, een maatregel die de registratie inhield van alle circa één miljoen radiobezitters. Beide maatregelen hadden niet het door de bezetter beoogde effect; net als in huize Groeneveld luisterde bijna iedereen die een radio bezat naar Radio Oranje, vanuit Engeland uitgezonden in het Nederlands, de hinder van Duitse stoorzenders voor lief nemend. Hugo had een talenknobbel en sprak vloeiend Frans en Engels en studeerde Italiaans, waardoor hij naar anderstalige uitzendingen kon luisteren, zoals die van de B.B.C. Home Service, die minder werden gestoord.

      Toen op 13-5-1943 H.A.Rauter (Höhere SS-und Polizeiführer in den Niederlanden) bekend maakte dat hij alle radio's met onmiddellijke ingang verbeurd had verklaard, en dat deze moesten worden ingeleverd, voldeed ongeveer een kwart van de radiobezitters daar niet aan. Er werd gedreigd met zware straffen, zoals maximaal 5 jaar hechtenis en confisqueren van het huisraad.

      Ook Hugo leverde zijn radio niet in en bleef op het kantoor in Haarlem waar hij werkte de nieuwsberichten over het verloop van de oorlog doorgeven. Hoogstwaarschijnlijk heeft één van de circa 15 ambtenaren van dit kantoor hem in 1944 aangegeven in de -ijdel gebleken- hoop om promotie te kunnen maken als Hugo werd opgepakt en ontslagen. Dat laatste gebeurde dan ook wel nadat hij begin april 1944 door de Heemsteedse gemeentepolitie was gearresteerd. Hugo wist met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wie de lafhartige verrader was, maar door het verschil tussen zeker weten en bewijs ging de betrokkene na de bevrijding vrijuit.

      Na zijn arrestatie werd Hugo van de Heemsteedse politiecel in het bureau aan de Raadhuisstraat overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg in Amsterdam (cel 1-9) en vandaar begin mei 1944 naar het beruchte "Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort" om daar als Schutzhaftling nr 11186 in Block 8 gevangen te worden gezet.
      Daar ontmoette hij o.a. dr. J.van der Eist, rector van het Haarlemse Christelijk Lyceum, die in dezelfde periode was opgepakt omdat hij weigerde om aan de NSB-burgemeester van Heemstede de namen en adressen te verstrekken van leerlingen ouder dan 16 jaar, die voor spitwerk t.b.v. verdedigingsobjecten van de bezetter konden worden ingezet. De beide heren kenden elkaar omdat Hugo zich al een paar jaar zorgen maakte over de vorderingen op het Christelijk Lyceum van zijn zoon Aat. Die zorgen werden ook geuit in de spaarzame brieven die uit zijn gevangenschap thuis werden ontvangen en die bewaard zijn gebleven.

      Omdat hij terecht moest staan voor het Deutsches Landes-gericht in Utrecht werd Hugo ca. 13 juni 1944 overgebracht naar de uit 1856 daterende Deutsche Untersuchungs- und Strafgefangnis aan het Wolvenplein in Utrecht (cel 76). Deze gevangenis was in 1942 door de bezetter overgenomen en voorzien van Duits personeel, aangevuld met NSB-ers. Op 20 juni 1944 werd in een zitting van dat Landesgericht 7 maanden gevangenisstraf geëist voor het luisteren naar een verboden zender.
      Hugo voerde zelf zijn verdediging, waarbij hij wees op het belang voor de bezetter en de PTT dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk voor de personeelsformaties in Noord-Holland zou kunnen hervatten.

      Het vonnis luidde: 4 maanden hechtenis met aftrek van voorarrest en een boete van f. 660,- (ruim anderhalve maand salaris). Hij vroeg gratie voor het niet-verstreken deel van de hechtenis. Omdat Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris voor bezet Nederland, daarover moest beslissen, werd hij in afwachting daarvan onmiddellijk vrijgelaten.

      Maar omdat de bezetter natuurlijk wist dat Hugo reserveofficier was, werd hij aansluitend op zijn vrijlating meteen krijgsgevangene gemaakt en overgebracht naar de Waterloo-kazerne (nu Prins Bernhard-Kazerne) in Amersfoort. Hugo was boven de leeftijd van de officieren die op 15 mei 1942 zich onder valse voorwendselen hadden moeten melden in een vijftal kazernes, en daarna werden afgevoerd in krijgsgevangenschap. Door de willekeur van de bezetter trof hem hetzelfde lot en was hij ingaande 21 juni 1944 weer kapitein in werkelijke dienst. Via een brief en telegrammen vroeg hij om een koffer met zijn militaire kleding en ondergoed, enig keukengerei en voedsel af te geven aan de poort van de Waterlookazeme, alsmede een doos om burgerkleding retour te zenden (burgerkleding in een kamp was verboden omdat die onmisbaar was bij een poging om te vluchten)
      Ik herinner mij nog dat ik samen met mijn moeder met de trein naar Amersfoort ben gereisd om die koffer aan de Duitse wacht in de kazernepoort af te geven.

      Met 30 officieren en 50 onderofficieren en soldaten vertrok 28 juni 1944 om 11.15 u een trein met een goederenwagen nr. 31039 van de Vlasakkers bij Amersfoort over Hannover, waar rond het station veel verwoestingen waren te zien, Kassei, Erfurt, Leipzig en Neuburxdorf naar Stalag IV B in Mühlberg a/d Elbe, waar men 30 juni om 20.15 u aankwam. Onderweg werd stamppot verstrekt door het Rode Kruis. In Stalag IV B werd een Personalkarte gemaakt waarop een foto met Kriegsgefangenennr. 271398, vingerafdruk en opgave van persoonsgegevens. Alle textielgoederen werden ontsmet en de gevangenen ingeënt tegen pokken, typhus en cholera. De definitieve bestemming werd bepaald, en dat betekende dat van de 30 officieren er 2 naar Tittmoning zouden gaan en de rest naar Neubrandenburg. De ligging in Mühlberg was behoorlijk, maar het eten was slecht, en dat laatste werd ook al niet bevorderd doordat Amerikaanse en Engelse krijgsgevangenen aan het beste eten wisten te komen door dat te ruilen voor cigaretten!

      4 juli om 6.00 u werd uit het kamp vertrokken en per trein over Jüterbog, Berlin Lichterfelde, de Untergrundbahn (Potsdamer Bahnhof, Friedrichstrasse, Stettiner Bahnhof), en Neustrelitz naar Neubrandenburg, aankomst 20.00 u. Op het bovengrondse deel van de route door Berlijn was goed te zien dat de stad reeds zwaar gehavend was. Na overnachting in het Vorlager werd Hugo op 5 juli in Oflag 67 in barak nr 15 gelegerd. Het kamp was gelegen oostelijk van de weg van Neubrandenburg naar Burg Stargard. Hugo werd als barakcommandant aangewezen. Dankzij deze functie zijn er thans nog originele stukken en aantekeningen in het familiearchief te vinden, zoals een cahier met daarin de door alle ongeveer 75 bewoners persoonlijk opgeschreven personalia, na de verhuizing op 12 december naar barak 12, waarbij zijn functie dezelfde bleef.

      Voordien werden in de groep twee NSB-ers ontdekt en gemolesteerd. Nadat hun kragen met sterren en al waren afgescheurd, vluchtten zij naar een Duitse bewaker, die hen heeft afgezonderd. De Nederlandse kampoudste, generaal Carstens, verbood verder elk contact met hen. Van de krijgsgevangenen in Oflag 67 waren er in juli 1944 ca 1700 Nederlandse officieren, een aantal dat in februari 1945 opliep tot 2200, omdat door het oprukken van het Russische leger 450 gevangenen van het kamp Grunen bij Lissa door de Duitsers werden verplaatst naar Neubrandenburg.

      Het eten in Oflag 67 was te weinig en van slechte kwaliteit, zodat de aanvulling uit de Rode Kruis voedselpakketten meer dan welkom was, en de ontvangst daarvan was dan ook een hoogtepunt in het kampleven, dat zich ongeveer om de twee weken voordeed.

      Veel officieren (ca 20) uit de barak hadden een bepaalde taak, zoals b.v. etenuitdelers, berichten, bibliotheek, Russen (voor na de bevrijding?), pakketten, luchtbescherming, brieven en ontwikkelijking en ontspanning. De reisvereniging van het kamp was een gezelschap van degenen die bij een ontsnappingspoging in aanmerking kwamen om te mogen vluchten. Zij moesten in het verdere verloop van de oorlog van bijzonder nut zijn voor de geallieerden.

      Er werd 's morgens na het appel veelal huishoudelijk werk gedaan, en na de warme maaltijd van 12.15 u waren er tot 14.00 u geen activiteiten, 's Middags waren er cursussen talen (Fr., Eng.,It.,Sp.,Zw.,Lat.,Gr.), strafrecht, burgerlijk recht, motorkennis en lezingen of ontspanning in orkest, koor, toneelclub en cabaretgezelschap C&A (Cadetten en Adelborsten).
      's Avonds kon er muziek, declamatie, een lezing of een voordracht zijn over de stand van de oorlogvoering. Bij het invallen van de duisternis moest men zich in de barakken bevinden. Van 15 december 1944 tot 31 januari 1945 vroor het 9 tot 11 graden, dus dan is dat geen straf! Hugo liep, voor het eerst in zijn leven, op klompen; en dat beviel hem best, want er is geen beter middel tegen koude voeten. Hoe hij aan die klompen kwam, kon ik niet achterhalen. Er werd Kerstfeest gevierd en ter gelegenheid van Nieuwjaar werd een opvoering gegeven van de Gijsbrecht van Aemstel.

      De krijgsgevangenen kregen mondjesmaat voorgedrukte vouwbladen "kriegsgefangenenpost" met een antwoordstrook uitgereikt. Hugo nummerde zijn verzonden post, ook op het antwoordgedeelte, en hield daarvan nauwgezet een lijstje bij met data van verzending en ontvangst van het antwoord. Hieruit blijkt dat het antwoord steeds langer onderweg was, en dat op de 24 brieven die hij na 29 december verzond geen antwoord meer in Oflag 67 werd ontvangen. Een enkele brief werd maanden na de bevrijding toch nog bezorgd, zoals een kaart die hij 25 februari schreef, na censurering op 10 maart gestempeld werd en 24 november werd bezorgd.

      Van de data van ontvangst van Rode Kruispakketten en van de inhoud daarvan werd aantekening gehouden, terwijl, met sommige artikelen ruilhandel kon worden gedreven.

      Op zijn verjaardag trakteerde Hugo, zoals het gebruikelijk was, zijn kamergenoten op koffie met biscuit en een sigaret, waarbij ieder eigen melk en suiker meebracht. Bij het eten vielen zijn flensjes (20 voor 8 personen) erg in de smaak. Periodiek werden Regimentsbijeenkomsten gehouden en verschenen er dagorders van de Kampoudste, zoals bij de verjaardagen van het Koninklijk Huis en voor een ordelijk verloop van de periode na de bevrijding.

      Maar voordat het zover was kreeg de Kolonel-kampoudste op 27 april om 13.30 u van de Lagerführer te horen dat het hele kamp om 14.00 u marsvaardig moest zijn om naar het 70 km westelijker liggende Lehmkühle af te marcheren. Dit zou op een van de beruchte dodenmarsen zijn uitgelopen. Heftig protest waarbij gewezen werd op de enkele dagen geleden gelaten keuze tussen blijven en weggaan, waarbij de grote meerderheid van de gevangenen voor blijven had gekozen, werd beantwoord met de dreiging er dan de mitrailleurs op te zullen zetten. De enige concessie was: uitstel tot 6.45 u (de 28e?) Om 21.00 u werd gelukkig bekend gemaakt dat om 17.45 u de Duitse autoriteiten er zich bij hadden neergelegd dat het hele kamp kon blijven op eigen verantwoordelijkheid.

      Op zaterdag 28 april 1945 om 23.50 u bereikte op de weg Bargensdorf-Neubrandenburg de eerste tank van het Russische leger van Maarschalk Rokosowsky het krijgsgevangenenkamp en vernielde onder luide toejuichingen door krijgsgevangenen de prikkeldraadomheining. Het Oflag 67 was bevrijd!

      Vanaf dat moment was het Russische Leger verantwoordelijk voor veiligheid en voeding van de kampbewoners, voor de organisatie van de repatriëring en van het postverkeer. De verborgen gehouden zelfgebouwde radio, die ervoor had gezorgd dat de kampbewoners op de hoogte bleven van het verloop van de oorlog, was nu het medium om de capitulatie van de bezetter in Wageningen mee te beleven.

      Er kon in groepjes buiten het kamp worden gewandeld, er trokken Poolse vluchtelingen langs op weg naar huis, er waren dankdiensten, openluchtuitvoeringen van toneel, zang en muziek, Russische openluchtfilmvoorstellingen (de slag om Sebastopol en het Concentratiekamp Lublin), en voetbalwedstrijden tegen Engelse en Franse kampbewoners, en een herdenkingsbijeenkomst op het kampkerkhof met een defilé langs de graven. Een declamatiewedstrijd werd voorafgegaan door het voordragen van gedichten door een Nederlandse die het Concentratiekamp Ravensbrück had overleefd.

      Intussen waren de krijgsgevangenen door de Russen geregistreerd en van een pasje voorzien, en trof de Nederlandse kampleiding voorbereidingen voor de repatriëring, waarbij zieken en zij die langer dan drie jaar krijgsgevangene waren geweest het eerst mochten vertrekken als dat in meerdere transporten zou gebeuren.
      De Nederlandse Kampoudste had al op 5-9-1944 een order nr 464 uitgevaardigd om een overzichtelijke en ordelijke repatriëring te waarborgen na de te verwachten bevrijding. Citaat: "Het eigenmachtig verlaten van het kamp, met de bedoeling op eigen gelegenheid naar Nederland terug te keren, is niet geoorloofd en zal als ongeoorloofde afwezigheid worden beschouwd". Met deze order werd voorkomen dat er militairen zoek zouden kunnen raken in een te verwachten chaotische periode.

      Er werd een afscheidsavond van barak 12 A georganiseerd, met bewaard gebleven programma, met de hand en in kleur getekend.

      Hugo nam dagelijks deel aan wandelingen met groepjes in de wijde omgeving van het kamp, tot aan de Tollense See toe. Op 24 mei om 18.45 u vertrok de eerste groep oficieren met Russische vrachtauto's, en verwachtten de achterblijvers om 25 mei te zullen vertrekken. Men moest echter nog geduld hebben tot 28 mei, toen om 11.15 u de poort te voet werd verlaten en om 12.15 u in een goederentrein werd ingestapt. De nacht werd zittend in de goederenwagen of wandelend op het perron doorgebracht omdat de trein moest wachten op herstel van een brug ten westen van Neubrandenburg.

      Op 29 mei om 10 u werd dan eindelijk vertrokken naar Güstrow via Teterow, waar Hugo noteerde dat hij daar een groot aantal Nederlandse locomotieven, o.a. NS 3777, op het emplacement zag staan. Na aankomst in Güstrow om 15.30 werd gebivakkeerd op het emplacement en geslapen op een houten bank in een leeg rijtuig.

      Op 30 mei werd om 8.45 u in Russische auto's vertrokken via Brüel naar Criwitz, waar dicht bij het riviertje dat de demarcatielijn vormde, een gemeenschappelijke Engels-Russische commandopost was gevestigd. Er werd soep en thee opgediend door Russische vrouwen en het transport werd door de Russen aan de Engelse autoriteiten overgedragen. Om 19.00 u (O.D.tijd) werd op de brug de demarcatielijn overschreden (aan de ene zijde de rode Sovjet-vlag met hamer en sikkel en een levensgroot portret van Stalin en aan de overkant de Union Jack). De Engelsen onthaalden iedereen op kauwgom, tabak en lucifers, waarna met Engelse voertuigen over Schwerin naar Lüneburg werd gereden, aankomst 31 mei om 1.45 u.

      Na desinfectie en een bad werd overnacht in een grote kazerne, Na een Engels ontbijt kreeg iedereen cigaretten, chocolade, biscuits en kaas, waarna men met Engelse auto's over Verden en Nienburg naar Diepholz werd gebracht, aankomst 18.30 u in een voormalig kamp van buitenlandse dwangarbeiders. Na een maaltijd volgde registratie door een officier van de Allied Expeditionary Force en uitreiking van een kaartje op vertoon waarvan aanspraak bestond op vervoer met geallieerde voertuigen.

      Vrijdag l juni ontbrak aansluitend vervoer en werd de rustdag benut om naar een gebombardeerd Duits vliegveld te wandelen, en 's avonds het stadje te voet te bezoeken, waarbij de verslagenheid van de bevolking zichtbaar was.

      Op 2 juni vertrok men om 13.55 u met een goederentrein in open kolenwagens van Diepholz over Osnabrück naar Rheine na door de Engelsen te zijn getrakteerd op biscuits en chopped pork. Onderweg zag Hugo dat Osnabrück vrijwel geheel met de grond gelijk gemaakt was. Na aankomst om 19.00 u in Rheine werden de repatriërenden per truck naar een gewezen (strafjarbeiderskamp gebracht voor registratie en ontluizen. Er werd soep en brood verstrekt.

      Zondag 3 juni werd om 9.25 in Franse auto's uit Rheine vertrokken om over Gronau om 10.55 in Glanerbrug het eigen land te bereiken. Iedereen was dolgelukkig, en na registratie, de (zoveelste) ontluizing en wapenvisitatie, een Hollandse stamppot met brood en boter volgde inkwartiering in enkele grote gebouwen (K.V.).

      Op 4 juni werd de groep van Glanerbrug naar Enschede vervoerd en in een daarvoor ingericht deel van een fabriek geneeskundig gekeurd, kon men baden en ging kleding van het lichaam en uit de bagage de ontsmettingsoven in. Men werd voor één nacht bij de burgerij ingekwartierd.

      Op 5 juni werd om 9.25 uit Enschede in auto's vertrokken naar Austerlitz, waar 's middags na de Hollandse soep de laatste registratie plaats vond voor de Landmacht en het Militair Gezag. Hu go ontving zijn verlofpas en een bewijs voor de verstrekking van bonkaarten voor dubbele rantsoenen door de gemeente Heemstede. Om 20.00 u vertrok men in auto's van de Prinses Irene-brigade die de reis naar huis verzorgden. Wegens het samen-reizen van personen met verschillende bestemming ging de route via Alkmaar en werd door autopech in Amsterdam en Velsen vertraagd.
      Op 6 juni om 3.40 u kon hij zijn gezin in Heemstede in de armen sluiten.

      Het ontslag werd door de PTT uiteraard ongedaan gemaakt en er volgden in 1946 twee promoties met een maand tussenruimte. Toen Hugo in 1950 tot directeur van het Posten Telegraafkantoor in Alkmaar werd benoemd, was hij blij dat hij niet meer op de Inspectie in Haarlem met zijn verrader onder één dak hoefde te werken. In Alkmaar was hij één van de oprichters en tot zijn dood toe penningmeester van de Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs.
      Hugo Groeneveld overleed na een kort ziekbed op 8-6-1968 in Alkmaar.

      Geraadpleegde bronnen:
      - Leo de Hartog. Officieren achter prikkeldraad 19401945. Baarn, 1983.
      - B. van Santen. De gevangenis aan het Wolvenplein. Utrecht 2001.
      - H. Amersfoort en P.H. Kamphuis. Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied. SDU, 's-Gravenhage 1990.
      - Marcel Bulte en Hans Krol. Heemstede 1940-1945. Haarlem 1995.
      - Dr. L.de Jong. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 7 pag. 522-533.
    Persoon-ID I86459  groeneveld
    Laatst gewijzigd op 3 feb 2014 

    Vader Gabriël Groeneveld,   geb. 1 aug 1862, Piershil Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 11 jun 1943, Velp Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 80 jaar) 
    Moeder Maria Groeneveld,   geb. 7 feb 1865, Dubbeldam Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 28 mrt 1936, Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 71 jaar) 
    Huwelijk 12 mei 1892  Dubbeldam Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Gezins-ID F1268481461  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin Johanna Wilhelmina Hendrika Schoonman,   geb. 5 aug 1901, Brummen Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 23 nov 1976, Doorn Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 75 jaar) 
    Huwelijk 18 aug 1927  Brummen Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Type: civil 
    Kinderen 
     1. Levend
     2. Aleida Jeannette M. Groeneveld,   geb. 7 feb 1934, Den Haag Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. Ja, datum echter onbekend
    Gezins-ID F1295098467  Gezinsblad  |  Familiekaart