Al in de 17e eeuw stond er aan de Hoge Rijndijk tussen Gouwsluis en Zwammerdam, nu Steekterweg, tussen de weg en de Rijn een horecagelegenheid met de naam ’t Groeneveld. Het werd aangeduid met herberg of herbergje, soms café.
Een exactere plaatsaanduiding wordt lastig. Het lag tegenover de hofstede Zeelust, die aan de andere kant van de Hoge Rijndijk heeft gelegen, waarschijnlijk wat van de weg af in de Steekt polder. Het is verleidelijk om in bovenstaand kaartje (uit 1868) de hofstede Zeelust aan te wijzen aan het doodlopende weggetje ten westen van het Goudsche Rijpad (links van het woord Tol). Waar dit weggetje bij de Hoge Rijndijk komt, staan (op dit kaartje) ook gebouwen tussen de dijk en de Rijn, dus het zou kunnen. Maar vooralsnog is er niets dat die mogelijkheid echt hard maakt.
Akten van het gerecht
In de akten van het gerecht van Alphen wordt dit pand voor het eerst genoemd in 1695. Dan blijkt een huis en erf in de Steekt, genaamd het Groeneveld, buitendijks, strekkend uit de Rijn tot de Hoge Rijndijk samen met een aantal andere onroerende goederen te behoren tot de erfenis van Claas Dirksz Kraan. Zijn weduwe, Fenna Wesselsdr van den Akerenboom, is gehouden haar twee minderjarige kinderen te onderhouden en op te voeden tot 25 jarige leeftijd, hen dan uit te rijken een dozijn servetten en ¼ deel van het nu aanwezige zilverwerk en een bedrag van 2.500 gulden. Ze behoudt zelf alle roerende en onroerende goederen.
Niets uit deze akte wijst nog op een horecafunctie van het Groeneveld.
Zo’n zelfde akte uit 1749 beschrijft dat Margareta Swaanenbeek, weduwe van Joris Diedenhooven, in leven notaris te Utrecht, aan Tomas Kleij, wonende te Bodegraven, verkoopt de helft van een huis, erf, schuur en kolfbaan aan de Hoge Rijndijk onder Alphen genaamd het Groeneveld. De koopsom is 150 gulden. De andere helft had Tomas al vanaf 1729 in zijn bezit.
De genoemde kolfbaan duidt erop dat er de sport kolven beoefend werd, in de Middeleeuwen en later een geliefde sport. Daarbij slaat met een bal met een “kliek” (= slaghout) tegen een paal. Vroeger waren de meeste kolfbanen in de open lucht. Voor het eerst dus een verwijzing naar een horeca-achtige functie.
Een gerechtelijke akte uit Alphen uit 1759 beschrijft de verkoop door Thomas Kleij, wonende te Bodegraven, aan Kristina Trist, weduwe van Jan Taalman, in leven luitenant admiraal van de admiraliteit van Amsterdam, een huis, erf, schuur en kolfbaan aan de Hoge Rijndijk te Alphen, genaamd “Het Groeneveld”. Met deze eigendomsoverdracht is 400 gulden gemoeid. Kristina bezit dan al de percelen ten oosten en westen van het Groeneveld tussen de Rijn en de Rijndijk.
Dit is de laatste keer dat geschreven wordt over een huis met kolfbaan. Hierna gaat het meestal over herberg of herbergje.
Uit diverse aktes van het gerecht van Alphen en notariële aktes tussen 1760 en 1809 blijkt de herberg “het Groeneveld” qua eigendom één geheel te vormen met de ertegenover liggende hofstede “Zeelust”. De herberg bestaat uit een huis en erf. De herberg staat op de uiterdijk aan de Rijn. De hofstede is veel omvangrijker: een herenhuis, speelhuis, bouwhuis, berg, stalling, schuren en 25 morgen 320 roeden zowel wei-, hooi-, als teelland. Het ligt “bij Gouwsluis in de Steekt en het Rijneveld. Hiervan 17 morgen in de Steekt, strekkende uit de Rijn over de Hoge Rijndijk tot de Toegang.”
In 1760 behoort de hofstede Zeelust en herberg Groenevelt tot de erfenis van Jan Taalman (1675-1755), in leven luitenant admiraal van Holland, en Christina Trist, echtelieden, overleden te Gouda (!) op Zeelust. De erfgenamen verkopen deze eigendommen aan Abraham Jacob Hiddink (de echtgenoot van de oudste dochter Anna Catharina Taalman) voor 5300 gulden. Deze kan er niet lang van genieten, want hij blijkt een jaar later overleden. Dan verkoopt Anna Catharina Taalman, zijn weduwe, wonende te Amsterdam, aan Fredrik Luijt, notaris te Gouda, de hofstede Zeelust en de herberg Groenevelt. Koopsom 4500 gulden.
In 1766 verkoopt Fredrik Luijten, notaris te Gouda, de hofstede Zeelust en de herberg Groeneveld (en nog wat kleinere percelen land) aan Cornelis Willemsz Rijnsburger, wonende te Aarlanderveen Lage Zijde. De koopsom is 5600 gulden. Acht jaar later verkoopt Cornelis, die dan in Alphen woont (op Zeelust wellicht?), aan Cornelis Doorne van Swieten, ook wonende te Alphen, beide panden samen voor 8000 gulden. Cornelis is getrouwd met Petronella Le Pine (La Pinij, Lepiene). Zij wonen in Alphen. Kennelijk gaat het financieel niet zo goed met Cornelis en Petronella. In 1777 en 1779 worden deze panden samen door hen als onderpand gesteld voor schulden die zij zijn aangegaan. De schuldeisers van 1779 zijn Willem Hoeven (ook: van der Hoeve), majoor van een regiment dragonders, en Arnoldina van Riel, echtelieden, wonende te Alphen. In 1781 worden de panden samen voor 6000 gulden door de curatoren van Van Swieten en zijn vrouw verkocht aan het echtpaar Van der Hoeven.
In 1809 verkoopt Willem van der Hoeve aan Klaas van Vliet, wonende te Alphen, het huis en erf zijnde de herberg “Het Groeneveld”. De koopsom is 700 gulden. Vanaf dat moment is het eigendom van het Groeneveld en de hofstede Zeelust dus weer gescheiden.
Notariële archieven
Vanaf deze tijd moeten de notariële archieven uit Alphen worden geraadpleegd om het verdere reilen en zeilen van de herberg te volgen.
In 1839 verkoopt Notaris Kluit ten huize van Jan Tieleman Burgers op diens verzoek roerende goederen. Burgers was vroeger kastelein, thans zonder beroep, in de herberg het Groeneveld, te Alphen, nr. 58/66. De opbrengst is f 49,45. Getuigen zijn Cornelis Koot, bouwman, en David Koornwinder, bouwman, beiden te Alphen.
Jan Burgers was dus gestopt met het uitbaten van de herberg. Het lijkt erop dat Jan Burgers niet de eigenaar van het pand was, want een verkoop daarvan staat niet in de boeken. Helaas wordt de koper niet vermeld, want dat zou weleens de volgende uitbater geweest kunnen zijn.
Begin 1849 ligt Jan Boon, timmerman en herbergier, weduwnaar van Marijtje Koot, te Bodegraven, ziek te bed ten huize van Adrianus Koot, herbergier, in het Groeneveld, te Alphen. Jan laat zijn uiterste wil noteren.
In 1849 is Adrianus Koot dus herbergier in het Groeneveld. De overleden Marijtje (Maria) was zijn zus. De Cornelis Koot, die in 1839 getuige was, was hun vader.
De volgende akte, waarin het Groeneveld genoemd wordt is van 1863. Dan laat Nijs Aantjes, arbeider, te Alphen, ten huize van kastelein Adrianus Koot in het Groeneveld (Groeneweg nabij Boskoop?) onroerend goed veilen. Het onroerend goed betreft niet de herberg. De kastelein treedt op als getuige.
In 1876 is er opnieuw een verkoop van onroerend goed ten huize van kastelein Adrianus Koot in het Groeneveld onder Alphen. Het gaat om een huis en erf aan de Lage Zijde, te Aarlanderveen behorende tot de onverdeelde boedel van wijlen Willem Schijf en zijn nagelaten weduwe Willemijntje Hommels. Schoonzoon Machiel Adrianus Egberts, zeilmaker te Korteraar, treedt op als gemachtigde van de erfgenamen. Cornelis Koot, bouwman, te Alphen is een van de getuigen. Dat zal de zoon van kastelein Adrianus zijn.
Cornelis Koot wordt in 1885 opnieuw genoemd in de notariële archieven, nu als kastelein, als hij getuigt bij het opstellen van de laatste wil van Margaretha Rijnsburger en die van Jan Willem Marinus Koert, landbouwer, op de hoeve Zeelust. Er staat niet bij dat hij kastelein is in het Groeneveld.
In 1891 wordt Adrianus Plomp eigenaar van het Groeneveld. Hij verwerft het bij akte van 01-09-1891 voor notaris Pieter Sanders te Rotterdam. Van wie hij het koopt is vooralsnog onduidelijk. (Deze akte is nog niet gevonden, maar wordt in die van 1893 genoemd.)
Adrianus Plomp probeert de herberg in 1893 alweer te verkopen: Veiling in en van het Koffiehuis te Gouwsluis in het Steekt, genaamd Café ’t Groeneveld. Adrianus Plomp, kastelein, te Alphen, als gemachtigde van Adrianus Plomp Adrianuszoon, koopman, en van Jannetje Plomp, te Alphen, wenst over te gaan tot veiling van: 1. de herberg met schuur en erf, te Alphen, nabij Gouwsluis en de Goudse Rijweg, strekkende van het voetpad tot aan de Rijn, kadastraal C, 1978, groot 3 aren 62 centiaren, gemerkt S, 167, met daaraan grenzende stal, gemerkt S, 166, met het recht van opstal op C, 1259, groot 53 centiaren; belend ten oosten aan de eigendom van Jan Willem Marinus Koert en ten westen aan perceel 2; 2. twee woningen onder één dak, gemerkt 167a en 167b, strekkende van het voetpad met de achterliggende grond tot aan de Rijn, grenzende ten oosten aan perceel 1 en ten westen aan de eigendom van Jacob Karreman; kadastraal Alphen, C, 1977, huis en erf, groot 1 are 59 centiaren.
Bij perceel 1 is inbegrepen de inventaris: een biljart met toebehoren, buffet met glaswerk, tafels, stoelen enz., dit moet worden overgenomen voor ƒ 300; perceel 2 is in twee gedeelten verhuurd, samen voor ƒ 2,50 per week. Perceel 1: hoogste bod ƒ 2.100, door Hilbrand Zulver, koopman, te Alphen; Perceel 2: hoogste bod ƒ 1.050, door Marinus van Varik, koopman, te Hazerswoude. Getuigen zijn Hendrik de Grauw, afslager, te Aarlanderveen; en Dirk Pieter van der Linden, smid, te Alphen. 79. 12-05-1894: Adrianus Plomp verhoogt pro forma het bod op het eerste perceel tot ƒ 2.200; en het tweede tot ƒ 1.250. 80. 15-05-1894: afslag. Perceel 1 wordt afgeslagen, maar niet gemijnd; perceel 2 wordt afgeslagen tot ƒ 10; de verkoper houdt nu de veiling op. Getuigen zijn Hendrik de Grauw, afslager, te Aarlanderveen, en Anthonius Joha, landbouwer, te Alphen.
En vervolgens is het stil rond herberg het Groeneveld, althans in de archieven. De herberg heeft minimaal 2 eeuwen bestaan. We weten aardig wat van de geschiedenis ervan, maar nog niets over het begin en nog niets over het einde.