Uit: J. Portengen, Zicht op Oud-Valkenburg, 1991
Voorzanger en gerechtsbode in de fout
Het is zaterdagavond 20 oktober 1685. Hendrik van West, voorzanger, koster, doodgraver en schoolmeester (later genoemd als secretaris van Valkenburg) is vergezeld van Cornelis Vergunst, de gerechtsbode en tweede gedaagde. Ze waren na een flinke voettocht bij de herberg van Joost Kemping terechtgekomen, aan de Rijnsburger Poort te Leiden. Ze hadden in “de gemeene haard” van die herberg genoten van de nodige glazen wijn. Daarbij onderscheidden de Valkenburgers zich niet van beschaafd gedrag, integendeel. Er werd onderling ruzie gemaakt en met een mes gedreigd. De waard en zijn vrouw constateerden dat tijdens het in en uit lopen met de drank. Later was Hendrik naar het voorhuis gelopen, of er ene Pietertje Pieters woonde? Het antwoord was “Ja “. Daarop had onze voorzanger op luide toon geroepen: “’t Is een schone broek.. .!”. De mensen keken verwonderd op: “Wat zegt gij daar?” werd hem gevraagd. En Hendriks geoefende stem herhaalde de beschuldiging nog eens. Daarop waren ze weggegaan. Later waren ze teruggekomen. Hij en Cornelis Vergunst begonnen opnieuw over Pietertje te zeuren. De Leidenaars die dat hoorden vroegen: “Ken je haar dan?” “Ja”, riep Hendrik, “het is een meid van Valkenburg!”. Waarop Hendrik in koelen bloede Pietertje voor hoer uitschold. En met luide stemme rondbazuinde dat zij had gewoond in het “Schuitje Buik”. En dat zij eens zo dronken was geweest dat hij een kat over haar buik had laten lopen. “Zij was een hoer, ja een allemans hoer! ” En meer van zulke vuile, onfatsoenlijke woorden. Ten overvloede werd Pietertje door hem ook nog voor dievegge uitgemaakt. Zij had bier uit haar meesters ton getapt en het vat met water bijgevuld. Zij had geld uit de luiden hun zak gestolen. En voorts dergelijke zeer onfatsoenlijke en lasterlijke woorden. Al dat gedoe speelde zich af bij het voorhuis. Door het grote geweld en geraas verzamelde zich daar een talrijke menigte. Evenzovele getuigen van de schandelijke bejegening die Pietertje moest ondergaan. Ook Cornelis Vergunst, alle christelijke naastenliefde ten spijt, ontzag zich niet Pietertje een allemans hoer te noemen. En hield vol dat hij die bewering waar kon maken. De aanklacht besloot: “Aangezien het niet recht is vader en dochter onder dergelijke onjuiste beschuldigingen te laten lijden verzoekt de eiseres dat de gedaagden zullen worden veroordeeld die grove belediging honorabel en profitabel goed te maken. Honorabel, door tijdens de volgende rechtzitting, in het bijzijn van allen, met gebogen knieën om vergiffenis te bidden. Voorts alles te herroepen en te verklaren dat zij van Pietertje niets dan goed weten. Profitabel, door ten behoeve van de armen van Valkenburg een bedrag van 150 gulden te storten en de kosten van het geding te betalen.”
Op de volgende rechtsdag werd nog geen vonnis gewezen. De beide partijen wisselden wat papieren uit. Er was sprake van een niet nader omschreven verweerschrift van Hendrik. Pas op de rechtsdag van 15 januari 1686 kwam er schot in. Onze voorzanger bleek niet van plan door de knieën te gaan. Integendeel, hij klaagde Pietertje aan. Zij zou, onder getuigen, hem hebben uitgemaakt voor schurk, schobbejak, duivelse hond en schelm. Ze had daarbij de klomp of muil van haar voet getrokken en hem in het gezicht geslagen. De aanslag had hij met zijn hand moeten afweren. Als man kon hij Pietertje immers niet terugslaan! Daarom verzocht hij de schepenen hem recht te doen. Dat zou kunnen door Pietertje te veroordelen hem op haar knieën om vergiffenis te bidden. En 300 gulden aan de armen van Valkenburg te geven. Wanneer precies dat incident plaats had gevonden werd niet vermeld. Maar kennelijk was Pietertje woedend geworden om het getouwtrek om haar eerbaarheid. Het proces leek aardig in het slop te raken. De beide gemachtigden van de partijen, een soort advocaten, hadden bij een snelle oplossing geen belang. Volgens het oorspronkelijke verslag was er op de rechtsdag van 26 februari 1686 slechts het gebruikelijke getouwtrek. Zonder een stap verder te komen. Maar zie, onderaan die bladzijde van het boek staat een latere aantekening. Daaruit blijkt dat er op die dag door de vader van Pietertje een aanbod tot een accoord gedaan was. Hendrik’s gemachtigde had dat niet geaccepteerd. Hij wilde het proces voortzetten. Maar op de rechtdag van 21 mei vroegen beide partijen het proces te staken. Einde zaak.